Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0491/GA, 20 juli 2015, beroep
Uitspraakdatum:20-07-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummers: 15/491/GA

betreft: [klager] datum: 20 juli 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. J.J. Veldheer namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 5 februari 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Lelystad in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder tv, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van drie maanden, ingaande op 3 juli 2014 wegens het zich opnieuw niet houden aan de
spelregels/programmatijden op de afdeling,

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klagers toenmalige raadsvrouw had hem gezegd dat zij hem op 1 of 2 juli 2014 zou bezoeken. Toen de afspraak niet op 1 juli 2014 plaatsvond, mocht
klager redelijkerwijs veronderstellen dat de afspraak op 2 juli 2014 wel doorgang zou vinden. Door omstandigheden heeft de bezoekafspraak niet kunnen doorgaan. Het feit dat nog geen tijdstip bekend was, is de logische verklaring voor het feit dat
klager
reeds in de vroege ochtend heeft verzocht om te mogen douchen. Als zijn raadsvrouw plotseling aanwezig zou zijn in de p.i. zou er redelijkerwijs geen tijd meer zijn om te douchen. Klager heeft niet onder valse voorwendselen verzocht om te mogen
douchen.
Hij verkeerde in de gerechtvaardigde veronderstelling dat hij op 2 juli 2014 bezoek kon verwachten van zijn advocaat. Door de toenmalige raadsvrouw is schriftelijke bevestigd dat zij klager op 1 of 2 juli zou bezoeken.

De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. Voorts is aangevoerd dat het er sterk op lijkt dat klager gebruik heeft gemaakt van de onduidelijkheid van het tijdstip van het bezoek van zijn raadsvrouw om een eigen tijdstip van
douchen af te dwingen. Klager heeft in het verleden meerdere malen onder valse voorwendselen gebruik gemaakt van de douche. Gezien het feit dat klager meerdere malen dergelijk gedrag heeft laten zien was een waarschuwing in de vorm van een
voorwaardelijke straf op zijn plaats.

3. De beoordeling
Gelet op de schriftelijke mededeling van de toenmalige raadsvrouw gaat de beroepscommissie ervan uit dat klager op 2 juli 2014 bezoek van zijn raadsvrouw kon verwachten. Het is niet aannemelijk geworden dat klager eventuele onduidelijkheid omtrent dit
bezoek heeft misbruikt.
De beroepscommissie is daarom van oordeel dat de directeur in redelijkheid niet heeft kunnen beslissen klager disciplinair te straffen. Zij zal derhalve het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog
gegrond verklaren. Nu klager geen nadeel heeft ondervonden van de geheel voorwaardelijke straf zal de beroepscommissie hem geen tegemoetkoming toekennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. C.M. van der Bas en mr. M.A.G. Rutten en, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 20 juli 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven