Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1625/GB, 7 augustus 2015, beroep
Uitspraakdatum:07-08-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 15/1625/GB

Betreft: [klager] datum: 7 augustus 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.J. Tieman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 22 mei 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing tot afwijzing van klagers verzoek tot plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) met aansluitend deelname aan een penitentiair programma (p.p.)
(een zogenaamd gestapeld traject) ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 30 januari 2013 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de locatie Esserheem te Veenhuizen.

3. De standpunten en adviezen
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Door de selectiefunctionaris is klagers verzoek afgewezen onder verwijzing naar het strafblad van klager, het recidiverisico en een beweerde gokverslaving. Klager is binnen korte tijd
veroordeeld
voor twee strafbare feiten, maar voor het overige heeft hij geen strafblad. Voorts is klager een gedetineerde die in alle opzichten goed functioneert en van wie een succesvolle re-integratie en een zinnig verder maatschappelijk bestaan verwacht kan
worden. Hij wil in september 2015 een universitaire studie starten en verzoekt in verband daarmee om een spoedige behandeling van zijn beroep. In deze omstandigheden is het onbegrijpelijk en onterecht dat er veel te laat een beroep op een verslaving
wordt gedaan en wordt verwezen naar een noodzakelijke behandeling die naar zijn aard niet zinnig is in detentie. Klagers behandelaars stellen dat de behandeling door klager moet worden ondergaan op een plaats waar hij langdurig verblijft. Dat is dus
thuis bij zijn moeder. Het argument van het Openbaar Ministerie (OM) dat klager vóór fasering eerst behandeld dient te worden is derhalve zinledig.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Klager is veroordeeld voor het in korte tijd tweemaal plegen van een overval. De ondernomen acties in het detentietraject van klager bieden nog onvoldoende
waarborgen voor verdere detentiefasering. De gronden voor een verhoogd recidiverisico zijn meegewogen. Uit de adviezen blijkt een forse problematiek met gokken, waartoe eerst een behandeling wordt beoogd tijdens een p.p. Strakkere begeleiding hierbij
lijkt noodzakelijk. Er moet meer aandacht worden besteed aan de gokverslaving om het recidiverisico te reduceren. Verder keert klager terug in zijn oude sociale netwerk, zonder daadwerkelijke stappen gezet te hebben om iets te veranderen. Zijn sociale
netwerk heeft hem eerder ook niet van gokken en delictgedrag kunnen weerhouden. De risico’s zijn door het stellen van bijzondere voorwaarden (nog) niet te ondervangen. Voorts wordt nu reeds voldoende tegemoetgekomen aan klager voor wat betreft de
studiemogelijkheden. Uit de stukken blijkt niet of er gezocht is naar mogelijkheden om klager in een gesloten setting te laten starten met de betreffende studie.

3.3. Uit het reclasseringsadvies van 5 maart 2015 blijkt dat klager op zestienjarige leeftijd begonnen is met gokken en dat hij voor zijn huidige detentie dagelijks op het internet en bij casino’s gokte. Klager geeft deels openheid over zijn
financiën, hij ging om met grote bedragen. Hij leefde als scholier en (werkloos) postbezorger op grote (in ieder geval niet passende) financiële voet en doet voorkomen dat hij succesvol was in sparen, zaken en gokken, waardoor hij zich een luxueus
leven
kon veroorloven. De ontkenning van klager bemoeilijkt het leggen van een delictrelatie, maar afgaande op de veroordeling hadden de delicten een financieel motief. Daarnaast verkeerde klager in een crimineel netwerk. Er bestaan geen aanwijzingen dat
klager vaardigheden in algemene zin tekort komt. De reclassering vraagt zich af in hoeverre er bij klager sprake is van persoonlijkheidsproblematiek en in hoeverre behandeling geïndiceerd is. Hij geeft zelf aan het gokken de rug te hebben toegekeerd.
Het recidiverisico wordt ingeschat als laag tot hoog/gemiddeld. Indien klager afstand neemt van zijn vroegere sociale netwerk, het gokken definitief weet te stoppen en zich richt op zijn langere termijntoekomst kan dit worden verlaagd. Het risico op
het
zich onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als laag/gemiddeld. Ingeschat wordt dat er risico op letselschade bestaat voor willekeurige personen. De reclassering adviseert positief met als bijzondere voorwaarde dat er een behandelverplichting voor
de gokproblematiek wordt opgelegd tijdens het p.p.

3.4. Door de GZ-psycholoog is geconcludeerd dat er bij klager sprake is van pathologisch gokken. Zij adviseert dat het van belang is de behandeling te starten op een plek waar klager langdurig kan verblijven en de behandeling zal kunnen afronden.
Klager kan zich vinden in deze indicatiestelling en het behandeladvies.

3.5. De executie advocaat-generaal heeft het volgende aangegeven: “Ik stel vast dat veroordeelde op zijn jonge leeftijd niet alleen vermogensdelicten pleegt, maar dat hij daarbij na een geslaagde overval begin 2012 in het najaar 2012 weer een
overval
heeft gepleegd waarbij nog zwaarder geweld gebruikt is en zelfs een vuurwapen is gehanteerd. Veroordeelde is een gevaar voor de maatschappij. In het bijzonder de gezondheid en veiligheid van personen is bij hem in het geding. Veroordeelde heeft
aangetoond dat het recidivegevaar bij hem reëel is. Het feit dat het verlof bij de moeder zou moeten worden doorgebracht, stemt mij niet hoopvol. De moeder van veroordeelde heeft immers aangetoond dat zij in 2012 niet in staat was veroordeelde van
zware
strafbare feiten af te houden. Ik zie niet in hoe dat thans verbeterd zou moeten zijn. Verlof bij moeder is voor mij een verdere contra-indicatie.”

4. De beoordeling
4.1. In zeer beperkt beveiligde inrichtingen of afdelingen kunnen gedetineerden worden geplaatst die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, die in geval de
veroordeling onherroepelijk is ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan dan wel in geval de veroordeling nog niet onherroepelijk is een tijd in voorlopige hechtenis hebben doorgebracht waarvan de duur ten minste gelijk is
aan
de helft van de opgelegde gevangenisstraf, die beschikken over een aanvaardbaar verlofadres, die een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling selectie, plaatsing en
overplaatsing van gedetineerden met ingang van 1 maart 2014, Stcrt. 2014, nr. 4617).

4.2. Bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen speelt de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds
eerder
tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden
hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling
of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. Uit de diagnose van de GZ-psycholoog en het reclasseringsadvies blijkt het belang dat klager een behandeling ondergaat in verband met zijn gokverslaving. Hierbij neemt de beroepscommissie in aanmerking dat het OM en de Vrijheden Commissie
negatief adviseren gelet op de gepleegde delicten en het recidiverisico. Gelet op het vorenstaande en nu niet is gebleken dat klager reeds met goed gevolg vrijheden heeft genoten is de beroepscommissie van oordeel dat klager thans nog niet in
aanmerking komt voor plaatsing in een z.b.b.i. in het kader van een gestapeld traject. De afwijzende beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.4. Overigens gaat de beroepscommissie er vanuit dat de selectiefunctionaris bereid zal zijn mee te werken aan een plaatsing in een z.b.b.i. zodra de reclassering in overleg met klager een nader uitgewerkt behandelplan heeft ingediend.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol,
voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, in tegenwoordigheid van
E.M. Breugem, secretaris, op 7 augustus 2015

secretaris voorzitter

Naar boven