Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1927/GB, 4 augustus 2015, beroep
Uitspraakdatum:04-08-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 15/1927/GB

Betreft: [klager] datum: 4 augustus 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.E. Bauduin, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 17 juni 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot deelname aan een penitentiair programma (p.p.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 2 oktober 2008 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de locatie Zoetermeer.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De selectiefunctionaris heeft onvoldoende rekening gehouden met klagers persoonlijke belang om in aanmerking te komen voor een p.p. om zich zo voor te kunnen bereiden op zijn terugkeer in de
samenleving. Klager wil resocialiseren en hij meent dat alle factoren voorhanden zijn. Klager functioneert positief in detentie en is gepromoveerd. Het Multi Disciplinair Overleg bij de locatie Zoetermeer, de Vrijheden Commissie en de reclassering
hebben een positief advies gegeven. Het risico op het zich onttrekken aan de voorwaarden wordt ingeschat als laag/gemiddeld. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft zijn negatieve advies gebaseerd op beperkte informatie. Het verblijfadres is namelijk
geschikt geacht. Er wordt ten onrechte veel gewicht gehecht aan de verdenking van een nieuw strafbaar feit. Klager ontkent en het OM heeft laten weten dat de betreffende zaak “nog lang niet voorkomt”. Blijkbaar heeft de zaak weinig prioriteit voor het
OM. Klager heeft nog geen dagvaarding ontvangen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Klager wordt verdacht van het plegen van een strafbaar feit tijdens zijn deelname aan een p.p. in het kader van zijn huidige detentie. Op 9 december 2014 is
klager preventief ingesloten in verband met deze verdenking. Op 13 januari 2015 is deze preventieve hechtenis geschorst en is de tenuitvoerlegging van de onherroepelijke straf weer aangevangen. Er wordt inderdaad veel gewicht gehecht aan de verdenking,
nu die een forse contra-indicatie vormt om in aanmerking te komen voor een vervolg op het p.p. Het OM refereert tevens aan de huidige veroordeling voor een delict dat is gepleegd tijdens een proeftijd. Klager heeft het vertrouwen dusdanig geschaad dat
een p.p. niet aan de orde is. In de periode van voorwaardelijke invrijheidsstelling die volgt op de onherroepelijke straf kunnen de voorbereidingen of inspanningen voor een succesvolle toekomst onder begeleiding van de reclassering worden ingezet. Er
wordt niet weersproken dat klager in detentie goed functioneert. Enkel dat gegeven is echter onvoldoende om tot een andere beslissing te komen.

4. De beoordeling
4.1. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.2. Op grond van artikel 9, eerste lid onder c, van de Pm is aan een p.p. de algemene voorwaarde verbonden dat de gedetineerde zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Het bestaan van een verdenking dat de gedetineerde zich aan een
strafbaar
feit heeft schuldig gemaakt kan derhalve voldoende reden vormen om hem niet opnieuw aan een p.p. te laten deelnemen. Klager heeft tijdens zijn huidige detentie deelgenomen aan een p.p. Dit p.p. is op 9 december 2014 beëindigd omdat klager ervan wordt
verdacht een nieuw strafbaar feit te hebben gepleegd met betrekking tot de Wet wapens en munitie en de Opiumwet. Dat nog niet duidelijk is wanneer deze strafzaak behandeld zal worden doet aan het vorenstaande niet af. Nu, hoewel de voorlopige hechtenis
in het kader van de betreffende openstaande strafzaak is geschorst, er thans nog steeds sprake is van een verdenking van een nieuw strafbaar feit, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve
ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
E.M. Breugem, secretaris, op 4 augustus 2015

secretaris voorzitter

Naar boven