nummer: 15/782/TA
betreft: [klager] datum: 3 augustus 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
het hoofd van FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen, verder te noemen de inrichting,
gericht tegen een uitspraak van 4 maart 2015 van de beklagcommissie bij FPC Dr. S. van Mesdag, verder te noemen de inrichting, op een klacht van [...], verder te noemen klager, voor zover daartegen beroep is ingesteld,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 30 juni 2015, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, is gehoord namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting
[...], juridisch medewerker.
Klager is niet ter zitting verschenen. Door de juridisch medewerker is na de zitting medegedeeld dat klager waarschijnlijk de oproeping voor de zitting niet had ontvangen.
Van het verhandelde ter zitting is verslag opgemaakt. Klager is in de gelegenheid gesteld vóór 17 juli 2015 schriftelijk op het verslag te reageren. Klager heeft niet op het verslag gereageerd.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet correct doen plaatsvinden van de urinecontrole op
17 september 2014 en de op grond van de uitslag van de urinecontrole aan klager opgelegde beperkingen.
De beklagcommissie heeft het beklag inhoudelijk gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. Aan klager is terzake nog geen tegemoetkoming toegekend.
2. De standpunten van het hoofd van de inrichting en klager
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager verblijft al langere tijd in de inrichting en verbleef ten tijde van het indienen van het beklag vrijwel onafgebroken in beperkingen in verband met positieve urinecontroles.
Het beroep is ingesteld tegen de inhoudelijke gegrondverklaring van het beklag. Het klopt dat het aanvraagformulier voor klagers onderhavige urinecontrole in strijd met artikel 3, zevend lid, Regeling urineonderzoek verpleegden niet volledig was
ingevuld omdat daarop niet was vermeld welke medicatie klager gebruikte noch dat hij een gestoorde leverfunctie had. Door een medewerkster van de inrichting is navraag gedaan bij de medische dienst, de inrichtingsarts en het laboratorium en haar is
meegedeeld dat het uitgesloten is dat klagers medicatiegebruik of pathologie van invloed waren op de uitslag van de urinecontrole. Verwezen wordt naar de overgelegde emailcorrespondentie hierover. De inrichting concludeert hieruit dat de uitslag van de
urinecontrole niet anders was geweest als de ontbrekende gegevens wel op het aanvraagformulier waren vermeld.
De aanvraagformulieren zijn inmiddels aangepast en voldoen nu aan de vereisten van de Regeling urineonderzoek verpleegden.
Verwezen wordt naar RSJ 4 oktober 2014, 14/3687/TA. Het niet vermelden van de eerdergenoemde gegevens levert slechts een formeel gebrek op.
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt niet nader toegelicht.
3. De beoordeling
Als vaststaand kan worden aangenomen dat op het aanvraagformulier voor de onderhavige urinecontrole in strijd met artikel 3, zevende lid, Regeling urineonderzoek verpleegden, niet stond vermeld welke medicatie klager gebruikte noch dat hij een
gestoorde
leverfunctie had. Namens het hoofd van de inrichting is betoogd dat uit nagevraagde informatie is gebleken dat klagers medicatie en pathologie geen invloed zullen hebben gehad op de uitslag van de urinecontrole. De daarop betrekking hebbende
emailberichten van 19 en 20 november 2014, die ter zitting aan de beroepscommissie zijn overgelegd, houden in, voor zover van belang:
- als mededelingen van de Medische Dienst dat klagers medicatie bestaat uit 40 mg Paroxetine en 45 mg Mirtazipine per dag, en dat uit contact met een analist van het laboratorium UMCG naar voren kwam dat het onwaarschijnlijk is dat er interactie is met
klagers medicatie;
- als mededeling van de huisarts dat klager, voor zover bekend, niet lijdt aan lichamelijke ziektes (lever- of nierfunctieafwijkingen) die de verwerking van drugs in het lichaam beïnvloeden en dat hem geen interacties bekend zijn ten aanzien van
klagers
medicatie.
De beroepscommissie stelt voorop dat het niet vermelden van klagers medicatiegebruik en gestoorde leverfunctie niet zonder meer leidt tot het oordeel dat niet mag worden afgegaan op de uitslag van de urinecontrole. Gelet op de door het hoofd van de
inrichting verstrekte informatie en op het feit dat bij klager, zoals ook uit de stukken naar voren is gekomen, vaker sprake was van een positieve urinecontrole, is voldoende aannemelijk geworden dat het wel naleven van de voorschriften niet tot een
andere uitslag van de urinecontrole zou hebben geleid.
De beroepscommissie zal derhalve het beroep van het hoofd van de inrichting gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en het beklag alsnog inhoudelijk ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag inhoudelijk ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, prof. Dr. B.C.M. Raes en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 3 augustus 2015.
secretaris voorzitter