nummer: 15/1735/GA
betreft: [klager] datum: 16 juli 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.I. Bloch, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 28 mei 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Op 30 april 2015 heeft de beklagcommissie klagers beklag gegrond verklaard en de directeur opgedragen een nieuwe beslissing
te nemen. Op 13 mei 2015 weigerde de directeur opnieuw het verzochte verlof toe te staan. Dit keer onder verwijzing naar informatie van het Gedetineerden Recherche Informatie Punt (GRIP) van 11 mei 2015 waarin is vermeld dat de GRIP-informatie van 1
april 2015 nog steeds actueel en concreet is. Klager concludeert dat de GRIP-informatie onveranderd is gebleven en dat de beslissing is gebaseerd op niet verifieerbare en niet op betrouwbaarheid toetsbare informatie van juni en september 2014. Het is
de
vraag hoe de beklagcommissie tot inkeer is gekomen, nu de beklagcommissie eerder van oordeel was dat de beslissing van de directeur niet in stand kon blijven en de informatie van 11 mei 2015 nauwelijks iets wezenlijks nieuws biedt. Niet duidelijk is
waarop is gebaseerd dat de informatie van 1 april 2015 nog steeds actueel en concreet is. Klager verwijst naar RSJ 11 november, 14/3615/GV en RSJ 19 februari 2015, 14/4661/GV. De GRIP-informatie is niet actueel en summier. Klager is tot op heden, naar
zijn weten, niet als verdachte aangemerkt voor een liquidatie in mei 2014. Ook is de informatie niet op betrouwbaarheid getoetst en kan klager de informatie op geen enkele wijze weerspreken. Klager is van mening dat dergelijke informatie niet bepalend
mag zijn voor een verlofbeslissing. De aanname dat sprake is van een constante dreiging op het leven van klager en dat klager tijdens een verlof een vuurwapen zal gaan dragen is onvoldoende onderbouwd. Voorts is onvoldoende rekening gehouden met de
naderende einddatum van klagers detentie en met de familieomstandigheden van klager. Klager heeft twee kinderen. Op de logistiek binnen het gezin is sinds klagers detentie een grote druk komen te staan. Ook wordt hij gemist als vader. Blijkens het
advies vrijheden van de directeur van de p.i. Almere gedraagt klager zich als een modelgedetineerde. Klager verzoekt zijn beroep mondeling te behandelen ten einde het beroepschrift nader toe te kunnen lichten.
De directeur heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt –zakelijk weergegeven – toegelicht. Naar aanleiding van de uitspraak van de beklagcommissie van 30 april 2015 is de verlofaanvraag heroverwogen. Tevens is nogmaals
contact
gezocht met het GRIP ten einde de actualiteit van het GRIP-rapport van 1 april 2015 te verifiëren. Op 11 mei 2015 heeft het GRIP bevestigd dat het rapport van 1 april 2015 nog steeds actueel en concreet is. De directeur heeft het verzoek om verlof
afgewezen vanwege gevaar voor klager en het risico van maatschappelijke onrust. Door het GRIP wordt aangegeven dat er een constante dreiging is op het leven van klager uit de hoek van een criminele organisatie, welke als zeer aannemelijk wordt gezien.
Vanwege deze dreiging is de kans groot dat klager tijdens zijn verlof een vuurwapen zal gaan dragen. Bij zijn aanhouding werd eveneens een pistoolmitrailleur met munitie aangetroffen en een groot geldbedrag. Het Openbaar Ministerie legt hierin een
verband met de recente afrekeningen in het criminele circuit van Amsterdam.
3. De beoordeling
Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. De beroepscommissie acht zich in deze zaak voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen. Nu klager geen argumenten heeft aangevoerd waarom een schriftelijke behandeling naar zijn
mening niet volstaat, wijst de beroepscommissie het verzoek af.
Voorop dient te worden gesteld dat bij de beoordeling van verzoeken om algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn
terugkeer in de maatschappij. Aan de andere kant is er het algemeen belang van (onder meer) orde, rust en veiligheid in de samenleving.
De beroepscommissie stelt vast dat de afwijzing van klagers verzoek om verlof is gebaseerd op het GRIP-rapport van 1 april 2015, waaruit volgt dat in juni en september 2014 informatie is binnengekomen dat klager mogelijk een rol zou hebben gespeeld bij
een liquidatie in het Amsterdamse criminele circuit op 22 mei 2014. Volgens het GRIP is een constante dreiging op het leven van klager uit de hoek van de criminele organisatie rondom het slachtoffer zeer aannemelijk. De kans is volgens het GRIP zeer
groot dat klager zelf een (automatisch) vuurwapen zal gaan dragen tijdens zijn verlof of nadat hij in vrijheid is gesteld. Op 11 mei 2015 heeft het GRIP aangegeven dat de informatie in het rapport van 1 april 2015 nog steeds actueel en concreet is.
Voorts is door het GRIP aangegeven dat voornoemd rapport is aangevuld met informatie vanuit de recherche in Amsterdam waarbij men aangaf dat klager zich maar al te zeer bewust is welk risico hij loopt als hij buiten de inrichting verblijft en de kans
zeer groot is dat hij zich zal bewapenen ter verdediging.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde informatie voldoende actueel en concreet is. Zij acht aannemelijk dat verlofverlening aan klager een gevaar oplevert voor klager en een gevaar voor maatschappelijke onrust, mede gelet op het feit dat er
bij de aanhouding van klager een schietklare pistoolmitrailleur met munitie bij hem werd aangetroffen. Hoewel de (fictieve) einddatum van klagers detentie nadert, kon de directeur dan ook, gelet op het bepaalde in artikel 4, aanhef en onder h. en i.
van
de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, in redelijkheid beslissen tot afwijzing van het verzoek om verlof. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. G.L.M. Urbanus, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 16 juli 2015
secretaris voorzitter