Nummer: 15/1025/GB
Betreft: [klager] datum: 13 juli 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. Weening, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 24 maart 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Namens klager is een kantoorgenoot van zijn raadsman, mevrouw mr. J.J.H.M. de Crom, op 11 juni 2015 door een lid van de Raad gehoord.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 10 januari 2014 gedetineerd. Hij verbleef in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard. Op 13 maart 2015 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Nieuwegein, een normaal beveiligde
inrichting, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager is nooit voorgelicht over het in de inrichting geldende Drugsontmoedigingsbeleid (DOB). De selectiefunctionaris stelt dat het DOB wordt besproken bij het
intakegesprek door de mentor en later door de casemanager. Volgens klager is dit echter nooit gebeurd. Hij wist dat het niet goed was om verdovende middelen te gebruiken, maar hij wist niet dat hij na het tweede of derde gebruik ter herselectie zou
worden aangeboden. Als hij dit had geweten, had hij het nooit gedaan. Verder betwist klager dat sprake is geweest van drie positieve urinecontroles. De positieve uitslag van 21 januari 2015 dateert van voor zijn overplaatsing naar de locatie Zuyder Bos
op 29 januari 2015.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing schriftelijk als volgt –zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager is, nadat twee maal na afloop van een verlof softdrugsgebruik is geconstateerd, in een normaal beveiligde inrichting
geplaatst. In het selectieadvies van de locatie Zuyder Bos is vermeld dat klager drie maal positief heeft gescoord bij een urinecontrole. Het moet klager bekend zijn dat het gebruik van drugs tijdens (vrijheden uit) detentie ongeoorloofd is. Navraag
leert dat in de locatie Zuyder Bos het DOB wordt meegenomen in het intake-gesprek. Tevens is het DOB onderwerp van gesprek met de casemanager. Vast staat dat klager voldoende is geïnformeerd over het DOB dan wel zich had kunnen laten informeren over
dit
beleid. Klager is na de eerste positieve urinecontrole niet meteen uit de b.b.i. geplaatst, omdat hij het voordeel van de twijfel heeft gekregen.
4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de p.i. Nieuwegein is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.
4.2. Uit het selectieadvies van de directeur van de locatie Zuyder Bos van 11 maart 2015 blijkt dat klager sinds zijn binnenkomst in de b.b.i. bij een urinecontrole twee maal positief heeft gescoord op softdrugs, namelijk op 2 februari 2015 en op 2
maart 2015. Ook heeft klager op 21 januari 2015 positief gescoord op softdrugs, maar dit was voor zijn plaatsing in de b.b.i. Bovendien betrof dit een zogenaamde “inkomstencontrole”, zodat klager hiervoor niet disciplinair is gestraft. Nu vast staat
dat
klager in de b.b.i. twee keer positief heeft gescoord op softdrugs en conform het DOB twee positieve urinecontrole’s binnen drie maanden leiden tot een herselectie naar een normaal beveiligde inrichting, kan de beslissing van de selectiefunctionaris
tot
terugplaatsing van klager naar een normaal beveiligde inrichting dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Dat klager, zoals hij stelt, niet op de hoogte zou zijn geweest van het DOB doet daar – wat daar verder ook van zij – naar het
oordeel van de beroepscommissie niet aan af nu klager ervan op de hoogte kon zijn en ervan ook op de hoogte had behoren te zijn dat het gebruik van (soft)drugs binnen detentie niet is toegestaan. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 13 juli 2015
secretaris voorzitter