Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0665/GA, 10 juli 2015, beroep
Uitspraakdatum:10-07-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/665/GA

betreft: [klager] datum: 10 juli 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 23 februari 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Ter Apel in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het openen van geprivilegieerde post afkomstig van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM).

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Op de dag dat klager het geopende poststuk uitgereikt heeft gekregen, heeft hij een p.i.w.-er en het afdelingshoofd hierop aangesproken. Zij zouden dit
uitzoeken. De betreffende p.i.w.-er kan dit schriftelijk bevestigen. Het afdelingshoofd laat niets van zich horen. Zij is op de hoogte van de fouten die in de postkamer worden gemaakt.

Namens de directeur is daarop geantwoord als tegenover de beklagrechter. Klager heeft op 9 januari 2015 het poststuk van het EHRM ontvangen, doch pas op 2 februari 2015 zijn beklag ingediend. Klager heeft eerder meerdere keren tijdig beklag ingediend.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht aannemelijk geworden dat klager direct na ontvangst van post van het EHRM een p.i.w.-er en een afdelingshoofd heeft benaderd met zijn klacht over het geopend aanbieden van het betreffende poststuk. De betreffende
personeelsleden
zouden hiernaar onderzoek verrichten, maar klager heeft hierover niets meer vernomen. Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is als bedoeld in artikel 61,vijfde lid, tweede volzin, van de Pbw. Klager
dient derhalve alsnog in zijn beklag ontvankelijk te worden verklaard.

Het EHRM is een justitiële autoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Pbw, wat betekent dat op de inhoud van poststukken van dit college geen toezicht mag plaatsvinden. Dergelijke poststukken kunnen wel worden onderzocht op de
aanwezigheid
van bijgesloten voorwerpen en daarvoor in aanwezigheid van de betrokken gedetineerde worden geopend. De directeur heeft klagers stelling dat deze het poststuk van het EHRM geopend heeft ontvangen niet weersproken. Gelet hierop dient het beklag gegrond
te worden verklaard. De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming en stelt deze vast op € 5,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 5,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. C.M. van der Bas en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Kokee, secretaris, op 10 juli 2015

secretaris voorzitter

Naar boven