Nummer: 15/1224/GB
Betreft: [klager] datum: 7 juli 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 9 april 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) met aansluitend deelname aan een penitentiair programma (p.p.) (een zogenaamd gestapeld traject) afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 23 juli 2013 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn.
3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager stelt geen recidiverisico te vormen. Klager verblijft al bijna twee jaar in detentie en zijn einddatum is over ongeveer een jaar. In de periode dat klager in detentie verblijft, heeft hij veel over zijn toekomst nagedacht en is veranderd. Klager
heeft de training “Kies voor verandering” gevolgd en behaald. Klagers gedrag in de inrichting is groen. Klager heeft gesprekken gevoerd met de reclassering, die positief is over klager. Klager gaat zich inschrijven bij een ROC in Rotterdam om alsnog
zijn havo-diploma te behalen. Klager is het oneens met het argument van de selectiefunctionaris dat er sprake moet zijn van behandeling bij De Waag. Klager heeft een aantal maanden geleden een gesprek gevoerd met een reclasseringsambtenaar die een
behandeling bij De Waag nodig vond. Klager is het daarmee eens en heeft een motivatiebrief geschreven naar De Waag. Klager heeft niets van De Waag gehoord. De reclassering heeft klager laten weten dat behandeling bij De Waag zijn detentiefasering niet
in de weg staat omdat klager die behandeling ook in een z.b.b.i. kan volgen.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Er is een hoog recidiverisico vastgesteld en een gemiddeld risico op onttrekken aan voorwaarden. Op verschillende leefgebieden zijn aandachtspunten vastgesteld. Die gebieden zijn: delict patroon, sociaal netwerk, denkpatroon, gedrag/vaardigheden en
houding en alcoholgebruik. Er is nader onderzoek geïndiceerd naar de persoonlijkheidsontwikkeling. Tevens dient er aandacht te zijn voor de financiën in relatie tot de aard van de delicten. Het netwerk van klager is onduidelijk. Een behandeling bij De
Waag is geïndiceerd. Uit het selectieadvies bleek dat die behandeling nog niet is voorbereid en gestart. Gelet op het negatieve advies van het Openbaar Ministerie en de uitkomst van de Risc is een behandeling in relatie tot het hoge recidiverisico
noodzakelijk. Ook het gegeven dat klager zich in een proeftijd niet aan de voorwaarden heeft gehouden, maakt dat er enige twijfel is aan de goede wil van klager. Klager functioneert in een gestructureerde omgeving naar behoren. Uiteraard kan een
behandeling voortgezet worden in een z.b.b.i. Het is echter van belang dat er al enige beïnvloeding is op het vastgestelde hoge recidiverisico. De intake bij De Waag heeft inmiddels plaatsgevonden en het wachten is nu op het plannen van de behandeling.
De directeur van de inrichting waar klager thans verblijft, heeft het voornemen om opnieuw advies te vragen aan het OM met betrekking tot detentiefasering wanneer er meer duidelijkheid is over de feitelijke uitvoering van een detentieplan en
behandeling
in relatie tot de geïndiceerde risico’s.
4. De beoordeling
4.1. In zeer beperkt beveiligde inrichtingen of afdelingen kunnen gedetineerden worden geplaatst die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, die in geval de
veroordeling onherroepelijk is ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan dan wel in geval de veroordeling nog niet onherroepelijk is een tijd in voorlopige hechtenis hebben doorgebracht waarvan de duur ten minste gelijk is
aan
de helft van de opgelegde gevangenisstraf, die beschikken over een aanvaardbaar verlofadres, die een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart
2014,
Stcrt. 2014, nr. 4617).
4.2. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Plaatsing van klager in een z.b.b.i. met
aansluitend deelname aan een p.p. is gelet op de stukken thans nog niet aan de orde. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk,
voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 7 juli 2015
secretaris voorzitter