nummer: 01/1832/GM
betreft: [klager] datum: 9 oktober 2002
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (PM) heeft kennis genomen van een op 24 september 2001 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts en inrichtingstandarts verbonden aan de locatie De IJssel te Krimpen aan den IJssel,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 12 september 2001 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.
De beroepscommissie hield zitting op 15 maart 2002, in de penitentiaire inrichting Over Amstel te Amsterdam. Omdat ter zitting bleek dat klagers klacht met name het handelen van de inrichtingstandarts verbonden aan de locatie DeIJssel betrof, heeft de beroepscommissie de behandeling van de zaak aangehouden, teneinde de inrichtingstandarts te kunnen horen.
De beroepscommissie hield vervolgens zitting op 18 april 2002, in de penitentiaire inrichting Over Amstel te Amsterdam.
Klagers raadsman, mr. J.H.S. Vogel, heeft schriftelijk laten weten dat hij, noch klager, ter zitting aanwezig zou zijn.
De inrichtingstandarts verbonden aan de locatie voornoemd is niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur d.d. 6 augustus 2001, betreft het niet adequaat handelen van de inrichtingsarts betreffende klagers aandoening van zijn oren en holtes.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht.
Zijn KNO-problemen als gevolg van zijn huisstofmijtallergie worden steeds erger. De behandeling van de medische dienst helpt niet. Hij heeft al jaren klachten en deze zijn in het huis van bewaring erger geworden doordat er veel stofis, bacteriën zijn en er geen goede verzorging is. Klager heeft in twee maanden nog geen KNO-arts gezien. Hij is de laatste keer in maart 2001 geopereerd.
Door en namens klager is op 15 maart 2002 – zakelijk weergegeven – nog het volgende aangevoerd.
Klagers klacht betreft in wezen de aan de locatie De IJssel verbonden tandarts. Aan klager is tandheelkundige hulp onthouden, omdat hij in voorlopige hechtenis verblijft, maar bij hem hangen de tandheelkundige problemen samen metzijn medische problemen, betreffende zijn bijholtes. De tandarts heeft zijn kaak opengesneden en hem doorverwezen naar de kaakchirurg.
De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen:
Klager heeft last van chronische bijholteontstekingen. De adviezen van zijn KNO-arts zijn opgevolgd: er is fysiologisch zout en Flixonase gegeven. Tijdens klagers verblijf in de inrichting is herhaaldelijk geprobeerd hem te helpenmet zijn klachten: contact met zijn KNO-arts, bezoek aan tandarts en kaakchirurg, aanschaf allergievrije lakens en kussenhoes.
De inrichtingstandarts heeft geen reactie gegeven.
3. De beoordeling
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is de beroepscommissie genoegzaam gebleken dat klager -die aanvankelijk klaagde over de handelwijze van de inrichtingsarts met betrekking tot zijn KNO-problemen- dienaangaande door demedische dienst op zorgvuldige wijze is bejegend.
Met betrekking tot de klacht gericht tegen de inrichtingstandarts is komen vast te staan dat klager ten tijde van de indiening van het beroep op de wachtlijst stond voor een tandheelkundige behandeling, maar dat voor eenuitgebreidere behandeling nog geen machtiging is afgegeven omdat klager in voorlopige hechtenis zit.
Klager heeft zijn klacht dienaangaande, zoals hij die ter zitting van 15 maart 2002 naar voren heeft gebracht, niet nader geconcretiseerd.
De beroepscommissie is al het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de aan de inrichting verbonden arts cq tandarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pmneergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, F.M.M. van Exter en Hanedoes, leden, in tegenwoordigheid mr. I. Lispet, secretaris, op 9 oktober 2002.
secretaris voorzitter