Nummer: 15/1235/GB
Betreft: [klager] datum: 7 juli 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 8 april 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 16 september 2013 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard, waar een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau geldt.
3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager vindt de afwijzing van zijn verzoek onterecht. Hij heeft nooit geweigerd mee te werken met de reclassering, maar stelt dat hij onterecht veroordeeld is. In verband daarmee is hij in hoger
beroep gegaan en kan hij niets over zijn zaak kwijt. Dat het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld hoog is voor klager onbegrijpelijk. Verder is zijn gedrag goed en heeft hij alles gedaan wat er gevraagd werd. Hij wil geholpen worden om alles
weer op de rit te krijgen.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
In het selectieadvies en in het advies van de reclassering staat dat klager niet mee wil werken aan een geïndiceerd verdiepingsonderzoek in het kader van een detentieplan, omdat er nog een hoger beroep loopt. Dit wordt gezien als een weigering. Er kan
geen detentieplan geschreven worden, waardoor klager niet in aanmerking komt voor plaatsing in een b.b.i. Als aanvulling geeft de selectiefunctionaris aan dat het Openbaar Ministerie (OM) een gemotiveerd negatief advies heeft gegeven.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) kunnen in een beperkt beveiligde inrichting gedetineerden worden geplaatst die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico
vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden, beschikken over een aanvaardbaar verlofadres en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart 2014, Stcrt. 2014, nr. 4617).
4.2. Uit het selectieadvies van 30 maart 2015 blijkt dat klager weigert zijn medewerking te verlenen aan verdiepingsdiagnostiek, waardoor er onvoldoende inzicht bestaat in het psychisch welzijn van klager en er geen detentieplan tot stand kan komen.
Daarbij adviseert het OM negatief en wordt het recidiverisico als hoog gemiddeld ingeschat. Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat vooralsnog sprake is van contra-indicaties voor plaatsing in een b.b.i. De op de onder 3.2
genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan dan ook, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk,
voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van E.M. Breugem, secretaris, op 7 juli 2015
secretaris voorzitter