Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1743/SGA, 5 juni 2015, schorsing
Uitspraakdatum:05-06-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 15/1743/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 5 juni 2015

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 3 juni 2015, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf
van
zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, ingaande op 3 juni 2015 om 09.45 uur en eindigend op 10 juni 2015 om 09.45 uur, wegens betrokkenheid bij een woordenwisseling op de arbeidszaal
die
bijna uitmondde in een vechtpartij.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie, inhoudende dat het verzoek tevens is aangemerkt als klaagschrift en van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 5 juni 2015.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Uit de inlichtingen van de directeur wordt voldoende aannemelijk dat verzoeker daadwerkelijk betrokken is geweest bij een voorval dat noopte tot
ingrijpen van het inrichtingspersoneel en dat bijna tot een alarmsituatie in de inrichting heeft geleid. Gelet daarop kon de directeur, naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, in redelijkheid onderhavige disciplinaire straf opleggen.
Het verweer van verzoeker, inhoudende dat zwaarder is gestraft dan de bij dat voorval betrokken medegedetineerde, kan niet leiden tot een ander oordeel. Uit de inlichtingen van de directeur wordt voldoende aannemelijk dat de rol en het gedrag van die
medegedetineerde bij het betreffende voorval een andere was dan die van klager. Gelet daarop kan niet gesproken worden van gelijke gevallen die gelijkelijk zouden moeten worden bestraft. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 5 juni 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven