Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1691/SGA, 3 juli 2015, schorsing
Uitspraakdatum:03-07-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 15/1691/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 3 juni 2015

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Tafelbergweg te Amsterdam.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie van 26 mei 2015, inhoudende de halvering van het eerstvolgende verlof en
het inleveren van de eerstvolgende rijksdag met de waarschuwing dat verzoeker bij herhaling binnen drie maanden voor herselectie zal worden voorgedragen, een en ander wegens het te laat terugkeren in de inrichting na een behandeling bij De Waag.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 29 mei 2015. De secretaris van de beklagcommissie heeft, hoewel daartoe uitdrukkelijk is verzocht niet gereageerd op het verzoek van de voorzitter om
inlichtingen.

1. De beoordeling
Nu verzoeker in het schorsingsverzoek uitdrukkelijk heeft aangegeven per post een klaagschrift te hebben gezonden aan de beklagcommissie acht de voorzitter verzoeker ontvankelijk in zijn verzoek.

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval. Uit het schorsingsverzoek en uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat aan verzoeker op 21 mei 2015 verslag is aangezegd omdat hij toen
te laat terugkeerde van een behandeling bij De Waag. Dat verslag is door de directeur afgehandeld op 26 mei 2015 en op die datum is aan verzoeker de onderhavige disciplinaire straf opgelegd. Op grond van het bepaalde in artikel 50, tweede lid, van de
Pbw, beslist de directeur zo spoedig mogelijk nadat hem verslag is gedaan. Volgens vaste rechtspraak van de beroepscommissie dat dit in beginsel binnen 24 uur na het aanzeggen van dat verslag dient te geschieden, tenzij er sprake is geweest van zodanig
bijzondere omstandigheden dat deze een langere tijdsduur kunnen rechtvaardigen. Door de directeur zijn dergelijke bijzondere omstandigheden niet aangevoerd. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat de bestreden beslissing is genomen in strijd met de
wettelijke bepaling van artikel 50, eerste lid, van de Pbw. Het verzoek komt daarom voor toewijzing in aanmerking en de voorzitter zal de tenuitvoerlegging van de bestreden disciplinaire straf schorsen tot het moment dat de beklagcommissie op het
onderliggende beklag zal hebben beslist.

De voorzitter merkt nog op dat hij de in de bestreden beslissing opgenomen waarschuwing met betrekking tot een herselectie buiten beschouwing laat nu dit geen beslissing betreft als bedoeld in artikel 60, eerste of tweede lid, van de Pbw.
2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 3 juni 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven