Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0786/GA, 23 juni 2015, beroep
Uitspraakdatum:23-06-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/786/GA

betreft: [klager] datum: 23 juni 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur bij de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard,

gericht tegen een uitspraak van 26 februari 2015 van de beklagcommissie bij de locatie Zuyder Bos, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 mei 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S.G.E. Koumans, gehoord.

De directeur van de locatie Zuyder Bos, die heeft aangegeven verhinderd te zijn om ter zitting te verschijnen, heeft verzocht om verslag op te maken van het horen en in de gelegenheid te worden gesteld om op dit verslag te reageren.

Van het horen van klager en zijn raadsvrouw is verslag opgemaakt en de directeur is vervolgens in de gelegenheid gesteld om schriftelijk op het verslag te reageren vóór 8 juni 2015.

Op 5 juni 2015 is op het secretariaat van de Raad een schriftelijke reactie van de directeur ontvangen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het te laat ophalen van klager voor een zitting op 11 november 2014.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en klager een tegemoetkoming van
€ 10,= toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
Door de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor het rijschema van DV&O.
De inrichting zorgt ervoor dat de gedetineerden die vervoerd moeten worden de dag van vervoer ’s ochtends al gereed staan om elk moment te kunnen vertrekken. Op het rijschema kan geen enkele invloed worden uitgeoefend. Vanuit de inrichting is contact
gezocht met de afdeling bevolking om contact te laten opnemen met DV&O die heeft gezegd omstreeks tien uur bij de inrichting te zijn geweest.

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. DV&O is op zich verantwoordelijk voor het vervoer, maar als klager herhaaldelijk aangeeft dat hij niet wordt opgehaald en de tijd verstrijkt
dan moet de directeur actie ondernemen. Er is wel gebeld met DV&O maar dit was veel te laat. Hij had toen al lang bij het Gerechtshof moeten zijn. Gewoonlijk wordt klager om half acht in de ochtend opgehaald. Ondanks dat klager meerdere keren bij de
p.i.w.-ers had aangegeven dat hij moest worden opgehaald omdat hij anders te laat zou komen voor zijn zitting om 10.20 uur, heeft de inrichting pas om half tien actie ondernomen. Dit was veel te laat. Uiteindelijk is hij pas om kwart voor elf
opgehaald.
Hij had wel eerder met zijn advocaat kunnen bellen. Zijn zaak is nu om kwart voor twee behandeld, maar hij kon toen niet meer worden bijgestaan door zijn eigen advocaat, maar wel door een kantoorgenoot.
Hoewel klager de toegekende tegemoetkoming van € 10,00 veel te laag vond, heeft hij in overleg met zijn raadsvrouw toch maar afgezien van beroep. Vervolgens bleek dat de directeur beroep had ingesteld.

3. De beoordeling
Klager was opgeroepen om ter zitting van 11 november 2014 van het Gerechtshof te Amsterdam verschijnen. Het vervoer van een gedetineerde van de inrichting naar een terechtzitting betreft zogenoemd ‘rechtsgangvervoer’. Weliswaar is het Openbaar
Ministerie en niet de directeur verantwoordelijk voor het aanvragen en regelen van dergelijk vervoer, maar gelet op RSJ 20 augustus 2013, 13/1628/GA en RSJ 3 juli 2014, 14/266/GA kan er onder omstandigheden met betrekking tot het rechtsgangvervoer
sprake zijn van een zorgplicht van de directeur.
In de onderhavige zaak staat vast dat er vervoer was geregeld, maar kwam het vervoer te laat. De vraag is of de directeur uit hoofde van zijn zorgplicht terzake maatregelen had moeten nemen. Aannemelijk is geworden dat klager meermalen en
tijdig
bij de inrichting heeft aangegeven dat hij om 10.20 uur bij het Gerechtshof te Amsterdam diende te verschijnen en dat hij nog niet was opgehaald, en daardoor te laat zou komen. Door de directeur is niet betwist dat zoals door klager is gesteld pas om
09.30 uur door de inrichting is gebeld om het vervoer vanuit Heerhugowaard alsnog te realiseren. Dat was te laat om verzoeker nog op tijd op de zitting te krijgen. Naar het oordeel van de beroepscommissie strekt de zorgplicht van de directeur zich uit
tot het tijdig ondernemen van actie, als een gedetineerde op tijd bij de inrichting aangeeft dat het rechtsgangvervoer (te) laat is. In dit geval heeft de directeur nagelaten tijdig actie te ondernemen om ervoor te zorgen dat klager op tijd naar de
terechtzitting kon worden vervoerd. De beroepscommissie zal derhalve het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met wijziging van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 23 juni 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven