Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1175/GM, 10 oktober 2002, beroep
Uitspraakdatum:10-10-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1175/GM

betreft: [klager] datum: 10 oktober 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een op 10 juni 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het huis van bewaring (h.v.b.) voor vrouwen Ter Peel
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 3 juni 2002 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

De beroepscommissie hield zitting op 15 augustus 2002 in de penitentiaire inrichting Over Amstel te Amsterdam.
Hoewel voor klaagsters vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft zij daarvan geen gebruik gemaakt.
De inrichtingsarts verbonden aan voormeld h.v.b. is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur d.d. 22 april 2002, betreft het niet krijgen van de noodzakelijke medische zorg.

2. De standpunten van klaagster en de inrichtingsarts
Klaagster heeft haar klacht in haar beroepschrift als volgt toegelicht.
Klaagster lijdt aan HIV waarvoor zij voor haar detentie medicatie voorgeschreven heeft gekregen. Bij binnenkomst in het h.v.b. had zij deze bij zich, aangezien de medicatie moeilijk te verkrijgen is. De medische dienst heeft demedicatie besteld, omdat deze niet in haar fouillering zou zitten. Het duurde enige dagen voordat de medicatie aan klaagster verstrekt kon worden. Later bleek de medicatie wel in haar fouillering te zitten, en heeft zij dus nodeloosenige dagen haar noodzakelijke medicatie moeten ontberen.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, als volgt nader toegelicht.
De medische dienst heeft van de PIW-ers te horen gekregen dat er geen medicatie aanwezig was in de fouillering van klaagster. Recentelijk bleek dat de medicatie toch in haar fouillering was aangetroffen en er bij binnenkomst in heth.v.b. iets moet zijn misgegaan.

3. De beoordeling
Uit hetgeen uit de stukken naar voren is gekomen is gebleken dat de medische dienst, door tussenkomst van de behandelend arts, de medicatie heeft besteld bij de apotheek. De medicatie is niet bij apotheken voorradig, zodat hetenkele dagen duurde alvorens de medische dienst deze ontving. De medische dienst heeft er alles aan gedaan om te bewerkstelligen dat de medicatie met de grootst mogelijke spoed bezorgd werd.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zalderhalve ongegrond worden verklaard.

Dat de medische dienst, afgaande op de verklaringen van de PIW-ers, ervan uit ging dat de medicatie niet in de fouillering zat, terwijl dit later wel het geval bleek te zijn, kan de medische dienst niet worden aangerekend. Deprocedure met betrekking tot het verkrijgen van goederen (in casu medicatie) valt buiten de competentie van de medische beroepscommissie. Hiertegen staat ingevolge artikel 60 Penitentiaire beginselenwet de beklagprocedure open. Dezaak zal dienaangaande worden verwezen naar de beklagcommissie van het h.v.b. Ter Peel, teneinde de behandeling over te nemen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

De beroepscommissie verwijst de zaak betreffende de handelwijze ten aanzien van de goederen in de fouillering ter behandeling terug naar de beklagcommissie van het h.v.b. Ter Peel.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, F.M.M. van Exter en H.P.J. Vos, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 10 oktober 2002

secretaris voorzitter

Naar boven