Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0271/GA, 30 juni 2015, beroep
Uitspraakdatum:30-06-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/271/GA

betreft: [klager] datum: 30 juni 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.L. van Gaalen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 29 januari 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Nieuwegein in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op 25 april 2015 is een nadere schriftelijke
reactie van klagers raadsman ontvangen. Op 15 mei 2015 heeft de directeur van de p.i. Nieuwegein zijn standpunt nader schriftelijk toegelicht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Zuyderbos te Heerhugowaard in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep. Op 10 april 2015 is zijn reactie ontvangen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de plaatsing van klager in het basisprogramma.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard voor zover dat is gericht tegen de plaatsing in het basisprogramma in de p.i. Nieuwegein en klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag voor zover dat is gericht tegen de beslissing van 12
augustus 2014 van de directeur van de p.i. Zuyderbos.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klager heeft in zijn klaagschrift van 17 augustus 2015 geklaagd over zijn plaatsing in het basisprogramma, die naar later is gebleken, op 12 augustus
2014 is genomen door de directeur van de p.i. Zuyderbos. Het klaagschrift is derhalve tijdig ingediend, maar bij de verkeerde commissie van toezicht. De beklagcommissie had het beklag moeten doorzenden naar de commissie van toezicht bij de p.i.
Zuyderbos. In de uitspraak van de beklagcommissie van 25 februari 2015 over de aan klager opgelegde ordemaatregel blijkt dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat klager zich aan het verwetene heeft schuldig gemaakt. Klager is derhalve ten onrechte
gedegradeerd naar het basisprogramma.

De directeur van de p.i. Nieuwegein heeft zijn standpunt als volgt toegelicht.
De handelwijze van de beklagcommissie bij de p.i. Nieuwegein, door de klacht niet door te sturen naar de beklagcommissie bij de p.i. Zuyderbos, is niet te zien als een beklagwaardige beslissing van de directeur van de p.i. Nieuwegein. Klager heeft de
beslissing van 12 augustus 2015 niet bekend gemaakt ten tijde van de beklagprocedure. Pas in verband met het rogatoir verhoor op 27 oktober 2014 is dit bekend geworden. Naar het zich laat aanzien, is het klager zelf geweest die het in handen heeft
gehad
dat de juiste commissie van toezicht zijn klacht heeft behandeld. Het beroep van klager kan zich enkel richten tegen de beslissing van de directeur van de p.i. Zuyderbos, omdat klager naar aanleiding van deze beslissing in het basisprogramma is
geplaatst. De directeur van de p.i. Nieuwegein mocht er vanuit gaan dat deze beslissing juist was. De beslissing van de beklagcommissie van 27 februari 2015 is van latere datum. Klager had geen reden te twijfelen aan de beslissing van de p.i.
Zuyderbos.
Klager is eerder gedetineerd geweest in de p.i. Nieuwegein. Hij werd destijds regelmatig in verband gebracht met het bezit en verspreiden van mobiele telefoons. Uiteindelijk is er ook bij hem op cel een mobiele telefoon aangetroffen en hiervoor is hij
in juli 2013 disciplinair gestraft. Dat hij in de p.i. Zuyderbos opnieuw betrokken zou zijn bij een incident rondom een mobiele telefoon, kon op grond van deze ervaring niet worden uitgesloten. Klager is in januari 2015 gepromoveerd en op 18 maart 2015
geplaatst in een zeer beperkt beveiligde inrichting.

De directeur van de p.i. Zuyderbos heeft als volgt gereageerd op de klacht van klager. Naar aanleiding van het gedrag van klager is besloten hem te degraderen naar het basisprogramma. Het zou onjuist zijn iemand die aan een dergelijke actie deelneemt,
in een plusprogramma te laten verblijven. Dit geeft naar het slachtoffer en ook naar de overige gedetineerden een verkeerd signaal. In deze zaak is iemand gekneveld, er werden foto’s gemaakt van het slachtoffer en deze zijn op internet geplaatst. Dit
zijn meerdere gedragingen die niet gericht zijn op een goede integratie in de samenleving waarop dus met een terugplaatsing is gereageerd.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat op 12 augustus 2014 de directeur van de p.i. Zuyderbos heeft besloten klager op grond van artikel 1d van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden te degraderen naar het basisprogramma. De
directeur heeft daarbij bepaald dat om in aanmerking te komen voor promotie, klager gedurende zes weken positief dient te scoren op de onderdelen van goed gedrag van het toetsingskader ‘stimuleren en ontmoedigen’ en specifiek op de in de betreffende
degradatiebeslissing beschreven onderdelen. Op 13 augustus 2014 is klager overgeplaatst naar de p.i. Nieuwegein en aldaar na een kort verblijf op de inkomstenafdeling, op 14 augustus 2014 geplaatst op een afdeling met een basisprogramma. Op 29 augustus
2014 heeft de directeur van de p.i. Nieuwegein besloten klager te degraderen naar het basisprogramma omdat hij, naar achteraf is gebleken, ten onrechte ervan uitging dat de directeur van de p.i. Zuyderbos geen beslissing tot degradatie had genomen.

Wat betreft de degradatiebeslissing van 12 augustus 2014 van de directeur van de p.i. Zuyderbos overweegt de beroepscommissie dat de beklagrechter op goede gronden heeft overwogen dat hij niet bevoegd is hierover te oordelen, aangezien het geen
beslissing van de directeur van de p.i. Nieuwegein betreft. De beklagrechter heeft hieraan echter een onjuiste conclusie verbonden door klager in zijn klacht niet-ontvankelijk te verklaren.
De beklagrechter had het klaagschrift van 17 augustus 2014 voor verdere behandeling dienen door te sturen naar de beklagcommissie van de p.i. Zuyderbos. In zoverre zal het beroep gegrond worden verklaard en zal de beroepscommissie de uitspraak van de
beklagrechter vernietigen. De beroepscommissie zal om proceseconomische redenen het beklag zelf afdoen, nu reeds uit de overgelegde stukken en de reactie van de directeur van de p.i. Zuyderbos van 10 april 2015 volgt dat het beklag gegrond moet worden
verklaard.

Met betrekking tot beide degradatiebeslissingen overweegt de beroepscommissie als volgt.
Onder meer in de uitspraken van 10 november 2014 (14/1918/GA) en 16 maart 2015 (14/3222/GA) heeft de beroepscommissie bepaald dat de grondslag voor degradatie niet vormt de verstoring van de orde en veiligheid in de inrichting dan wel de ongestoorde
tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming zonder meer, zoals dat wel het geval is bij de disciplinaire straf en de ordemaatregel, maar de (mate van) verantwoordelijkheid die de gedetineerde toont voor zijn re-integratie. Niet elk ongewenst gedrag
hoeft
tevens in te houden dat klager niet meewerkt aan zijn re-integratie. Voorkomen moet worden dat een gedetineerde op een incidentele gedraging wordt beoordeeld. De directeur dient daarom bij zijn beslissing tot degradatie een belangenafweging te maken,
waarbij het ‘oranje gedrag’ dan wel het ‘rode gedrag’ van de gedetineerde moet worden afgezet tegen het structurele gedrag, waaronder al het ‘groene gedrag. Uit die belangenafweging dient duidelijk te blijken waarom het ‘oranje gedrag’ dan wel ‘rode
gedrag’ van de gedetineerde, bezien in het licht van voormeld uitgangspunt, dient te leiden tot degradatie. Die belangenafweging dient, vanwege de ingrijpende gevolgen van die beslissing voor de gedetineerde, maar ook vanwege de toetsbaarheid van die
beslissing achteraf door de beklag- en beroepscommissie, inzichtelijk te zijn en schriftelijk te worden vastgelegd.
Uit de inhoud van de besluiten tot terugplaatsing van 12 en 29 augustus 2014 is niet kunnen blijken dat de directeuren van de p.i. Nieuwegein en de p.i. Zuyderbos een dergelijke afweging hebben gemaakt. Wat er ook zij van de ernst van de geconstateerde
gedraging, ook dan zal uit de bestreden beslissing dienen te blijken dat de directeur een dergelijke afweging heeft gemaakt.
Het beklag zal derhalve gegrond worden verklaard en de bestreden beslissingen zullen worden vernietigd. De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager en stelt deze vast op € 30,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de uitspraak van de beklagrechter.
Zij verklaart het beklag wat betreft de degradatiebeslissingen van de directeur van de p.i. Nieuwegein en de p.i. Zuyderbos gegrond en vernietigt deze beslissingen.
Zij bepaalt dat ten laste van de directeur van de p.i. Nieuwegein aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 30,=, tenzij de directeur van de p.i. Nieuwegein en de directeur van de p.i. Zuyderbos in onderling overleg overeenkomen dat laatstgenoemde de
tegemoetkoming aan klager zal betalen.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. M.M. van der Nat, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 30 juni 2015

secretaris voorzitter

Naar boven