Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1607/GV, 30 juni 2015, beroep
Uitspraakdatum:30-06-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/1607/GV

betreft: [klager] datum: 30 juni 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.G.E. Koumans, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 19 mei 2015 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Voor klager is het onduidelijk en onbegrijpelijk dat er sprake zou zijn van een hoog risico op geweldsdelicten, het onttrekken aan voorwaarden en letselschade. Wellicht dat dit vier jaar geleden aan de
orde zou zijn geweest, maar klager bevindt zich inmiddels dermate lang in detentie dat deze informatie niet meer actueel is. Hij heeft zijn straf bijna geheel uitgezeten. Klager gedraagt zich goed in de inrichting. Vanuit de inrichting zijn geen
bezwaren geuit tegen verlofverlening. Het belang van klager om zijn terugkeer voor te bereiden zou, met de einddatum in zicht, moeten prevaleren boven het belang van de samenleving.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager is vanaf 2000 in ieder jaar gedetineerd geweest. De kans op recidive en het onttrekken aan de voorwaarden wordt als hoog ingeschat. Daarnaast is er kans op letselschade
voor willekeurige personen. Door de ontkennende houding van klager is het voor de reclassering niet mogelijk de criminogene factoren aan te wijzen. De kans op recidive is gebaseerd op de recidivestaat.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting Almere heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag gelet op het positieve gedrag van klager in de inrichting, hij verblijft in het plusprogramma. De advocaat-generaal bij het ressortparket
te
Den Haag heeft bezwaar tegen verlofverlening gelet op het gepleegde delict en het verleden van klager, waarbij klager meerdere malen is veroordeeld voor geweldsdelicten. De politie heeft negatief geadviseerd, omdat het opgegeven verlofadres in de
Haagse
Schilderswijk ligt.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van zes jaar en zes maanden met aftrek, wegens het meermalen plegen en medeplegen van mensenhandel. Aansluitend dient hij een vervangende hechtenis te ondergaan van 20 dagen en 6 dagen gijzeling op grond van de Wet
administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften. De einddatum van zijn detentie valt op of omstreeks 25 december 2015.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Uit het uittreksel Justitiële Documentatie komt naar voren dat klager vanaf 2000 meerdere malen is veroordeeld voor mensenhandel en gewelds-, zeden- en vermogensdelicten. De reclassering heeft in 2014 het risico op recidive alsmede de kans op
onttrekking aan de voorwaarden als hoog ingeschat. Uit het selectieadvies van 17 april 2015 blijkt dat klager in de afgelopen vijftien jaren bijna steeds binnen enkele maanden na beëindiging van een detentie opnieuw is aangehouden en vervolgens
veroordeeld voor nieuwe delicten. Voor hem was het kennelijk moeilijk om op het rechte pad te blijven. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden het toekennen van algemeen verlof vooralsnog in de weg staan, ondanks het positieve
advies van de directeur van de inrichting. Naarmate de einddatum van klagers detentie nadert, zal het belang van klager om zijn terugkeer in de maatschappij voor te bereiden in gewicht toenemen. Dit moment is nu nog niet aan de orde. De
beroepscommissie
merkt op dat de omstandigheid dat het verlofadres zich bevindt in de Schilderswijk in Den Haag en dat die wijk een aandachtsgebied van de politie is met veel vermogenscriminaliteit, in algemene zin geen grond oplevert voor afwijzing van het
verlofadres.
Bepalend is eerder of -vanwege de personen die zich op of in de buurt van het verlofadres bevinden en met wie klager naar verwachting contacten zal onderhouden- gevreesd moet worden dat hij zich zal inlaten met crimineel of anderszins onwenselijk
gedrag.

Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of
onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 30 juni 2015

secretaris voorzitter

Naar boven