Nummer: 15/1139/GB
Betreft: [klager] datum: 29 juni 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 26 maart 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) met aansluitend deelname aan een penitentiair programma (p.p.) (een zogenaamd gestapeld traject) afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 2 februari 2008 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den Ijssel.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager stelt dat de bestreden beslissing op grond van gedateerde informatie is genomen. Voor zover in de bestreden beslissing wordt opgemerkt dat er geen interventies zijn uitgevoerd die
een gesteld recidiverisico beperken, is de beslissing onvoldoende gemotiveerd nu vaststaat dat klager heeft deelgenomen aan alle aangeboden interventies en de nog voorgestelde interventies extramuraal worden aangeboden. Daarbij blijkt dat het Openbaar
Ministerie (OM) onvoldoende is geïnformeerd, waardoor denkbaar is dat het OM positief had geadviseerd, indien het op de hoogte was van klagers positieve gedrag in detentie en zijn re-integratieplannen. Ook voor zover de bestreden beslissing van de
selectiefunctionaris is gebaseerd op dit advies is de beslissing onvoldoende onderbouwd. Gelet op het resocialisatiebeginsel van artikel 2, tweede lid, van de Pbw en de datum van voorwaardelijke invrijheidstelling van 27 mei 2016 acht klager het van
belang dat zijn verzoek alsnog wordt ingewilligd. Hij heeft geen bezwaar tegen bijzondere voorwaarden.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Tijdens zijn deelname aan een p.p. heeft klager het geweldsdelict gepleegd waarvoor hij thans een gevangenisstraf ondergaat, hetgeen een forse contra-indicatie
vormt om in deze fase van de detentie in aanmerking te komen voor vrijheden. De vastgestelde hoge risico’s in het reclasseringsrapport van 30 juni 2014 zijn nog actueel, omdat de geïndiceerde interventies nog niet gepland zijn. Er ontbreekt een
uitvoerbaar detentieplan. De reclassering, het OM en de directeur van de p.i. Krimpen aan den Ijssel adviseren negatief gelet op het vorenstaande. Daarbij is het verlofadres afgekeurd in verband met de nabijheid van slachtoffer(s).
4. De beoordeling
4.1. In zeer beperkt beveiligde inrichtingen of afdelingen kunnen gedetineerden worden geplaatst die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, die in geval de
veroordeling onherroepelijk is ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan dan wel in geval de veroordeling nog niet onherroepelijk is een tijd in voorlopige hechtenis hebben doorgebracht waarvan de duur ten minste gelijk is
aan
de helft van de opgelegde gevangenisstraf, die beschikken over een aanvaardbaar verlofadres, die een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling selectie, plaatsing en
overplaatsing van gedetineerden met ingang van 1 maart 2014, Stcrt. 2014, nr. 4617).
4.2. Uit het reclasseringsrapport van 30 juni 2014 blijkt dat de reclassering klagers risico’s als hoog inschat en dat er sprake is van een delictpatroon mede gelet op klagers recidive tijdens zijn vorige detentie. De reclassering adviseert negatief
met betrekking tot vrijheden tijdens detentie. Deelname aan diverse interventies is dan ook geboden. Het OM en het Multi Disciplinair Overleg bij de p.i. Krimpen aan den Ijssel adviseren daarbij negatief. Verder schept het selectieadvies van 23 maart
2015 geen duidelijkheid over het verlofadres. De beroepscommissie is van oordeel dat de selectiefunctionaris gelet op het vorenstaande in redelijkheid klagers verzoek tot plaatsing in een z.b.b.i. in het kader van een gestapeld traject heeft kunnen
afwijzen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat klager tijdens zijn deelname aan een p.p. in het kader van zijn vorige detentie het delict heeft gepleegd waarvoor hij thans zijn huidige detentie ondergaat. De op de onder 3.2 genoemde gronden
gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan dan ook, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
E.M. Breugem, secretaris, op 29 juni 2015
secretaris voorzitter