Nummer: 15/668/GB
Betreft: [klager] datum: 29 juni 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.M.S. Cremers, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 3 maart 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Klagers raadsvrouw is op 22 mei 2015 door de voorzitter en een lid van de Raad gehoord.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis van de locatie Roermond ongegrond verklaard.
2. De feiten
2.1. Klager is sedert 5 maart 2012 gedetineerd. Hij verbleef in de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i) van de locatie Ter Peel te Sevenum. Op 11 februari 2015 is hij geplaatst in de gevangenis van de locatie Roermond, waar een regime van
beperkte gemeenschap geldt. Op 20 mei 2015 is klager opnieuw geselecteerd voor de z.b.b.i. van de locatie Ter Peel, alwaar hij op 8 juni 2015 is geplaatst.
2.2. Klager heeft bij de beklagcommissie beklag gedaan tegen de degradatiebeslissing en de disciplinaire straf, die verband houden met onderhavige plaatsing in de gevangenis van de locatie Roermond. In deze procedure met nummer
TF 2015/006 en 007 heeft de beklagcommissie nog geen uitspraak gedaan.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De selectiebeslissing is pas vijf dagen na het vermeende alcoholgebruik aan klager uitgereikt en het beroep dient derhalve reeds op grond van deze onredelijk lange termijn gegrond te worden
verklaard. Verder ontkent klager te veel alcohol te hebben genuttigd. Hij twijfelt aan de deugdelijkheid van de meetapparatuur. Een herhalingsonderzoek heeft niet plaatsgevonden, hoewel klager hierom verzocht had. Klager acht de terugplaatsing naar een
gesloten gevangenis zeer onredelijk, zeker gezien het verdere positieve verloop van zijn detentiefasering en de naderende einddatum van zijn detentie.
3.2. Namens klager is tegenover de voorzitter en een lid van de Raad op 22 mei 2015 nog het volgende naar voren gebracht. Volgens klager is de alcoholwaarde vastgesteld door middel van een ademanalyse, welke methode minder betrouwbaar is dan een
urinecontrole. De waarde van 9,82 kan niet kloppen en komt overeen met de waarde in twee andere zaken. Andere gedetineerden zijn weer in een z.b.b.i. geplaatst, omdat het onderzoek omtrent de alcoholwaarde niet deugde. Verder ontbreekt een schriftelijk
stuk waaruit zou blijken dat klager afstand had gedaan van het recht op een herhalingsonderzoek. Klager erkent tijdens de arbeid twee glazen wodka te hebben gedronken, maar stelt dat dit oogluikend werd toegestaan. Dat er een dokter is bij gehaald,
ontkent klager. Al met al is er te weinig bewijs voor het vermeende ongeoorloofde alcoholgebruik. Voorts is er tijdens het inleveren van de telefoon wel sprake geweest van enig verzet, maar het incident is opgeblazen door de inrichting. Klager wilde
alleen zijn jarige vriendin bellen. Klager verzoekt om een passende compensatie.
3.3. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Op grond van alcoholmisbruik tijdens het dagprogramma en verzet bij het inleveren van een telefoon is klager gedegradeerd. Klager ontkent niet alcohol te hebben
genuttigd en heeft ook niet om een herhalingsonderzoek gevraagd. In de observatiecel heeft de huisarts klager bezocht, omdat hij kennelijk dusdanig onder invloed was dat een controle noodzakelijk werd geacht. Gelet op het bovenstaande was klager niet
langer geschikt voor een verblijf in een z.b.b.i. en was het vertrouwen in een ongestoord verloop van de detentie ernstig geschaad. De selectiefunctionaris heeft derhalve besloten klager conform artikel 2, tweede lid onder d, van de Regeling selectie,
plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) te plaatsen in een gevangenis met een normaal beveiligingsniveau. De onderhavige plaatsing heeft gevolgen voor klagers detentietraject. Bij goed functioneren kan op enig moment
detentiefasering weer onderdeel worden van zijn detentie. In die zin is de bestreden beslissing niet disproportioneel, aangezien de gevolgen klager zelf aan te rekenen zijn.
4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de locatie Roermond is een inrichting voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.
4.2. In zeer beperkt beveiligde inrichtingen of afdelingen kunnen gedetineerden worden geplaatst die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, die in geval de
veroordeling onherroepelijk is ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan dan wel in geval de veroordeling nog niet onherroepelijk is een tijd in voorlopige hechtenis hebben doorgebracht waarvan de duur ten minste gelijk is
aan
de helft van de opgelegde gevangenisstraf, die beschikken over een aanvaardbaar verlofadres, die een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart
2014,
Stcrt. 2014, nr. 4617).
4.3. Uit het selectieadvies van 12 februari 2015 blijkt dat klager op of omstreeks 10 februari 2015 alcohol heeft genuttigd en dat de alcoholcontrole hieromtrent positief is bevonden. Verder blijkt uit voornoemd selectieadvies dat er sprake is
geweest van verzet bij het inleveren van klagers telefoon. De beroepscommissie gaat voorbij aan een inhoudelijke beoordeling omtrent voornoemde incidenten, nu hierover nog een beklagprocedure loopt bij de beklagcommissie, maar neemt wel in aanmerking
dat klager erkent tijdens de arbeid twee glazen wodka te hebben genuttigd en zich enigszins verzet te hebben tijdens het inleveren van zijn mobiele telefoon. Naar aanleiding hiervan is klager geplaatst in de gevangenis van de locatie Roermond en
gedegradeerd, zo blijkt uit de stukken. De beroepscommissie is van oordeel dat de selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen beslissen dat klager gelet op vorenstaande contra-indicaties en de weigeringsgrond zoals beschreven in artikel 2, tweede
lid onder d, van de Regeling, niet langer geschikt was voor een verblijf in een z.b.b.i. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan dan ook, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als
onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
E.M. Breugem, secretaris, op 29 juni 2015
secretaris voorzitter