Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0575/GA, 23 juni 2015, beroep
Uitspraakdatum:23-06-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/575/GA

betreft: [klager] datum: 23 juni 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 6 februari 2015 van de beklagcommissie bij de locatie Norgerhaven te Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 juni 2015, gehouden in de penitentiaire inrichting Lelystad, zijn gehoord klagers raadsman mr. M.G. Doornbos, [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie Norgerhaven en [...], juridisch
medewerker
bij de locatie Norgerhaven.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de afbouw van medicatie;
b. een disciplinaire straf van één dag opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, wegens – kortweg – werkweigering.

De beklagcommissie heeft zich onbevoegd verklaard ten aanzien van onderdeel a van het beklag en onderdeel b van het beklag ongegrond verklaard, een en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
De afbouw van medicatie is feitelijk een beslissing van de inrichtingsarts. Er zijn echter fouten gemaakt door de medische dienst en de directeur, die deze medische dienst onder zijn beheer heeft, moet kunnen worden aangesproken als er fouten door de
medische dienst worden gemaakt. De directeur heeft de medische dienst onder zijn beheer en moet aangesproken kunnen worden op fouten die door die dienst gemaakt worden. Volgens de directeur had de klacht door de secretaris van de beklagcommissie of
door
het secretariaat van de inrichting moeten worden doorgezonden naar de medische dienst. Het hoofd van de medische dienst had dan een bemiddelingspoging kunnen doen. Dat is niet gebeurd. Uiteindelijk is deze klacht ook door het regionaal Medisch
Tuchtcollege behandeld. Doordat er met heel veel moeite informatie kon worden verkregen bij de Medische Dienst, is de uitspraak van het Medisch Tuchtcollege negatief voor klager uitgevallen. Ook dat valt de directeur te verwijten.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Indien een gedetineerde het niet eens is met medische handelen, waaronder afbouw van medicatie valt, kan hij een klacht indienen bij het hoofd van de medische dienst van de inrichting. Indien nodig kan hij daarna naar de Medisch Adviseur en beroep
instellen bij de (medische) beroepscommissie. In gevallen als deze wordt de klacht door de secretaris van de beklagcommissie of door het secretariaat van de inrichting doorgezonden naar het hoofd van de medische dienst ter behandeling. De directeur
weet
niet of dat in dit geval ook is gebeurd.
Klager is indertijd, na het aanzeggen van het verslag, ingesloten omdat hij niet naar de arbeid ging en wel naar de arbeid had gemoeten. Gedetineerden die in een dergelijk geval niet naar de arbeid gaan, worden ingesloten omdat er dan geen personeel
op
de afdeling is.

3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a:
De beslissing om medicatie te verstrekken dan wel om die verstrekking (al dan niet geleidelijk) te beëindigen, is een beslissing die is voorbehouden aan de inrichtingsarts. Tegen een dergelijke beslissing staat geen beklag open. Indien een gedetineerde
zich niet kan verenigen met (medisch) handelen van de inrichtingsarts, kan hij een verzoek tot bemiddeling indienen bij het Hoofd van de medische dienst van de inrichting waarna hij desgewenst, met tussenkomst van de Medisch Adviseur, beroep kan
instellen bij de Raad. De beklagcommissie heeft zich daarom op goede gronden onbevoegd verklaard om op deze klacht te beslissen. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard, met bevestiging van de uitspraak van de beklagcommissie op dit
onderdeel.

De beroepscommissie zal de klacht, alsmede de onderliggende stukken, toezenden aan het Hoofd van de Medische Dienst van de locatie Norgerhaven, met het verzoek deze klacht als medische klacht te behandelen.

Ten aanzien van onderdeel b:
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan – voor zover een en ander is komen vast te staan – niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de beklagcommissie. Dit onderdeel van het beroep zal daarom eveneens ongegrond worden verklaard met bevestiging van de
uitspraak van de beklagcommissie in zoverre.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en J. Plaisier MSC, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 23 juni 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven