Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0573/SGA, 27 februari 2015, schorsing
Uitspraakdatum:27-02-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 15/573/SGA
Betreft : [klager] datum: 27 februari 2015

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, tevens beroepschrift, van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein, verder verzoeker te noemen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 70, tweede lid, van de Pbw, van de tenuitvoerlegging van een uitspraak van 13 februari 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van E.P.
Adriaansz, verder te noemen klager.

Het beklag betreft de afwijzing van een verzoek om algemeen verlof op 28 december 2014.
De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard en – zo verstaat de voorzitter – de beslissing van de directeur vernietigd. De beklagrechter heeft de directeur opgedragen om binnen twee weken na ontvangst van deze uitspraak een nieuwe beslissing te
nemen en klager, zijn raadsman en secretaris van de commissie van toezicht hierover te berichten.

De voorzitter heeft kennisgenomen van bedoelde uitspraak van de beklagrechter en de onderliggende stukken, het tegen de onderhavige uitspraak ingediende beroepschrift alsook van de schriftelijke reactie van klagers raadsman , mr. K.H.T. van Gijssel, op
het schorsingsverzoek.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de beklagcommissie slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beroep is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing
van
de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.
De directeur heeft uitgebreid toegelicht waarom hij het niet eens is met de beslissing van de beklagcommissie van 13 februari 2015 (en ook niet met de beslissing van de beklagcommissie van 29 januari 2015 die daaraan vooraf is gegaan en die inhoudelijk
verbonden is met de onderhavige zaak). De argumenten van de directeur behelzen voornamelijk een inhoudelijke herhaling van zetten van het eerder ingenomen standpunt. De directeur verzoekt in het kader van deze procedure in feite om een uitgebreide
inhoudelijke beoordeling. Daar leent deze procedure zich niet voor. Gelet op de marginale toets van de onderhavige procedure geven de argumenten die de directeur naar voren heeft gebracht de voorzitter geen aanleiding de tenuitvoerlegging van de
uitspraak van de beklagcommissie voorshands te schorsen. Nu de directeur daarbij evenmin aannemelijk heeft gemaakt waarom de inhoudelijke beoordeling door de beroepscommissie in dit geval beslist niet kan worden afgewacht, dient het schorsingsverzoek
te
worden afgewezen. De directeur dient bij het nemen van de nieuwe beslissing een nieuwe belangenafweging te maken en op voorhand
kan – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – niet worden uitgesloten dat die hernieuwde belangenafweging tot een toewijzing van het verzoek om algemeen verlof moet leiden.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 27 februari 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven