nummer: 15/549/GA
betreft: [klager] datum: 23 juni 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.J.G. Dudink, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 17 februari 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Haarlem,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 21 mei 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is gehoord [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur.
Klagers raadsman mr. H.J.G. Dudink heeft schriftelijk aangegeven verhinderd te zijn om ter zitting te verschijnen en heeft om aanhouding van de behandeling van de zaak verzocht.
Klager heeft afstand gedaan van het recht om ter zitting te verschijnen.
Van het horen van de directeur is verslag opgemaakt.
Klager en de directeur zijn vervolgens in de gelegenheid gesteld om schriftelijk op het verslag te reageren vóór 8 juni 2015.
Op het secretariaat van de Raad is geen schriftelijke reactie van klager of zijn raadsman ontvangen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft, a. een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel ingaande op 6 januari 2015 wegens een kreatininegehalte lager dan 2 en b. het pas na drie en een half uur verstrekken van water aan klager op 8 januari 2015 na
het
beëindigen van een eet- en drinkstaking.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager sport op maandag en dinsdag en drinkt dan veel water. Hij kreeg laat te horen dat hij een urinecontrole had en niemand gaf hem aan dat hij niet meer mocht drinken. Hij heeft geen uitleg gekregen. Hij is er nooit op gewezen dat te veel water
drinken leidt tot waterige urine, waardoor hij in een isoleercel zou worden gezet. Na beëindiging van klagers eet- en drinkstaking in de isoleercel, heeft hij pas in de avond water gekregen en niet overdag, zoals uit de lijsten zou moeten blijken.
Door de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt ter zitting toegelicht.
Standaard is dat een urinecontrole de dag tevoren wordt aangezegd, dat de gedetineerde wordt uitgelegd dat hij niet teveel water moet drinken omdat dit van invloed is op de uitslag en dat hij zijn plas moet ophouden. Dit wordt altijd gezegd. De
directeur heeft telefonisch contact opgenomen met de twee p.i.w.-ers die belast waren met het aanzeggen en zij hebben verklaard dat dit ook bij deze urinecontrole is uitgelegd. De p.i.w.-ers konden het zich nog goed herinneren omdat klager goed in
beeld
is in de inrichting. Als klager de uitleg goed tot zich had genomen, had hij geweten dat hij niet teveel moest drinken.
Door het laboratorium is alleen aangegeven dat het kreatininegehalte minder was dan 2 en is geen precieze waarde aangegeven. Afhankelijk van welk laboratorium wordt ingeschakeld en het controlesysteem dat wordt gehanteerd, zie je soms wel een precieze
waarde in een uitslag van een urinecontrole. 13 is het gebruikelijke kreatininegehalte; een gehalte lager dan 2 wordt aangemerkt als fraude.
Uit de registratielijst voedsel- en vochtweigering volgt dat klager vanaf 6 januari 2015 voedsel en vocht heeft geweigerd. Uit deze lijst blijkt dat hij op 8 januari 2015 om 08.00 uur nog steeds vocht en voedsel heeft geweigerd, om 12.45 uur heeft
aangegeven dat hij water en brood wilde en dat hij dit op had. Voorts blijkt hieruit dat hij om 15.00 uur thee heeft gekregen en gedronken. Voor de inrichting is het heel belangrijk dat een gedetineerde weer gaat drinken. Zodra door de gedetineerde
wordt aangegeven dat hij weer wil drinken en/of eten wordt dit direct verstrekt.
3. De beoordeling
Klager en zijn raadsman zijn in de gelegenheid gesteld om schriftelijk op het verslag van horen van de directeur te reageren, maar hebben van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. Nu de beroepscommissie zich aan de hand van de stukken en de
behandeling
ter zitting voldoende ingelicht acht om op het beroep te beslissen, wijst zij het verzoek van de raadsman om de behandeling van de zaak aan te houden af.
Met betrekking tot a. overweegt de beroepscommissie dat uit de uitslag van een op
24 december 2014 bij klager afgenomen urinecontrole blijkt dat hij een kreatininewaarde had die lager was dan 2. Uit het herhalingsonderzoek van diezelfde dag volgde opnieuw een kreatininewaarde lager dan 2. Als regel geldt dat een kreatininewaarde van
minder dan 2 wijst op fraude. Alleen bijzondere omstandigheden kunnen een uitzondering op deze regel rechtvaardigen. Klager bestrijdt niet dat zijn kreatininewaarde te laag was, maar heeft als bijzondere omstandigheid aangevoerd dat hij op maandag en
dinsdag sport en dan veel water drinkt. Gelet op hetgeen door de directeur ter zitting is toegelicht en door klager niet is weersproken, neemt de beroepscommissie aan dat de urinecontrole de dag ervoor aan klager is aangekondigd en dat hem daarbij is
uitgelegd dat hij niet teveel water moet drinken omdat dit van invloed is op de uitslag. De omstandigheid dat klager niettemin
- zoals hij stelt - vanwege het sporten veel water heeft gedronken, kan gelet op hetgeen hiervoor is overwogen klager niet baten. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.
Met betrekking tot b. kan hetgeen in beroep is aangevoerd - voor zover dat is vast komen
staan - niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve op dit punt eveneens ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 23 juni 2015.
secretaris voorzitter