nummer: 15/1511/GV
betreft: [klager] datum: 16 juni 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Wouters, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 13 mei 2015 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Het verzoek om algemeen verlof is ten onrechte afgewezen. De motivering die ten grondslag ligt aan de afwijzende beslissing is niet juist en evenmin zorgvuldig tot stand gekomen. Een eerdere onttrekking
aan detentie betreft de enige contra-indicatie voor verlofverlening. Dat klager zich heeft onttrokken aan zijn detentie had te maken met de situatie rondom zijn (ernstig) zieke moeder. Voorts is aan het positieve advies van de locatie Torentijd te
Middelburg niet het gewicht toegekend dat daaraan normaliter wordt toegekend.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager heeft zich tijdens zijn huidige detentie voor een periode van anderhalf jaar onttrokken aan detentie. Hij is eerst in september 2014 weer aangehouden en in de inrichting
geplaatst. Niet is onderbouwd dat klagers moeder (ernstig) ziek was. Op het moment dat klager zich onttrok aan zijn detentie nam hij deel aan een penitentiair programma. Hij heeft daarmee aangetoond dat hij zich niet aan afspraken met betrekking tot
vrijheden kan houden. Het verlenen van verlof onder de voorwaarde dat het verlof – onder meer – onder elektronisch toezicht plaatsvindt perkt het risico op een hernieuwde onttrekking aan detentie niet in.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Torentijd heeft positief geadviseerd ter zake van de verlofaanvraag onder de voorwaarde dat klager een locatieverbod middels elektronisch toezicht alsmede een contactverbod met de slachtoffers opgelegd krijgt. Klager
verblijft in het plusprogramma en aan hem zijn geen disciplinaire straffen opgelegd.
De politie heeft positief geadviseerd ter zake van het verlofadres.
Het Openbaar Ministerie heeft negatief geadviseerd ter zake van de verlofaanvraag. Klager heeft zich ruim anderhalf jaar onttrokken aan zijn detentie. Daarop heeft de rechtbank de voorwaardelijke invrijheidsstelling met 200 dagen uitgesteld. Het is in
strijd met de bedoeling hiervan om zo kort nadat de detentie van klager weer is aangevangen verlof te verlenen, te meer omdat daartoe geen bijzondere redenen worden gegeven. Indien toch algemeen verlof wordt verleend dan dient aan het verlof de
voorwaarde te worden verbonden dat klager een locatieverbod middels elektronisch toezicht alsmede een contactverbod met de slachtoffers opgelegd krijgt.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een subsidiaire hechtenis van 188 dagen, wegens een schadevergoedingsmaatregel. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf van 200 dagen te ondergaan, omdat de rechter heeft beslist tot uitstel/afstel van de voorwaardelijke
invrijheidsstelling. De einddatum van klagers detentie is thans bepaald op 15 februari 2016.
Uit de stukken blijkt dat klager zich tijdens zijn huidige detentie van 21 maart 2013 tot en met 23 september 2014 heeft onttrokken aan detentie. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een forse contra-indicatie vormt voor
verlofverlening en dat deze, ondanks het positieve advies van de directeur van de locatie Torentijd, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende
belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder a van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van R. Boerhof, secretaris, op 16 juni 2015
secretaris voorzitter