Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0670/GM, 16 juni 2015, beroep
Uitspraakdatum:16-06-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/670/GM

betreft: [klager] datum: 16 juni 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Zwolle,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 24 februari 2015 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 18 mei 2015, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, is klager gehoord.
De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Zwolle heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en een korte reactie gegeven.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 5 februari 2015, betreft de verlaging van klagers medicatie.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft in beroep aangevoerd dat zonder overleg zijn medicatie die hij nodig heeft voor zijn epilepsie aanvallen is teruggebracht van 3 x daags naar 2 x daags. Ook zou klager in december 2014 een bloedonderzoek hebben geweigerd. Hij is echter
nooit
voor een bloedonderzoek opgeroepen.
Voorts geeft hij in een bijgevoegde brief aan dat de medische dienst hem niet naar het ziekenhuis wil sturen naar de afdeling kaakchirurgie. Ook wordt er niet adequaat opgetreden voor wat betreft zijn hoofdpijn klachten, hij krijgt enkel paracetamol.
Verder stelt hij onvrede te hebben met zijn veiligheidssituatie op de afdeling en dat zijn weegschaal is weggenomen. Ter zitting heeft klager hieraan toegevoegd dat hij al 52 jaar aan epilepsie lijdt. Zonder enig overleg is zijn medicatie in 2011
verlaagd van 3 maal daags naar 2 maal daags, terwijl hij vele jaren 3 maal daags zijn medicatie kreeg.
Klager heeft al meerdere malen medische beklagpapieren ingevuld, maar daar is door de inrichting nooit iets mee gedaan. Door de verminderde medicatie heeft klager meerdere epileptische aanvallen gehad. Naar aanleiding van een meting is de dosering op
15
april 2015 aangepast.
Klager is het er overigens niet mee eens dat het hoofd van de medische dienst de klacht brieven van klager in deze leest.

Het hoofd zorg heeft in reactie op het beroep namens de inrichtingsarts aangevoerd dat de medische dienst van de p.i. Zwolle zich niet herkent in de aantijgingen welke klager in zijn beroep vermeldt. Zo zou klager niet zijn opgeroepen voor
laboratoriumonderzoek (spiegelbepalingen waaronder fenobarbital en carbamazepine) evenals laboratoriumonderzoek naar lever en nierfunctie. Hiervoor is hij 17 december 2014 opgeroepen echter niet verschenen. Onderzoek is ook eerder dat jaar uitgevoerd
(17 september 2014) en nieuw onderzoek in 2015 staat gepland.
Het verwijt dat zijn medicatie (dosering) zonder zijn medeweten zou zijn veranderd herkent de medische dienst ook niet.
In het schrijven geeft klager tevens aan dat het hoofd zorg hem niet naar het ziekenhuis wil sturen (kaakchirurgie/mondhygiënist). Ook dit is onjuiste informatie. In april 2015 zal hij worden opgeroepen voor een bezoek in het ziekenhuis aan de
kaakchirurg/mondhygiënist (5 februari ingezet). Klager is hiervan overigens op de hoogte en dit is persoonlijk - in aanwezigheid van de tandarts - met hem besproken (dit ook weer n.a.v. een klacht van klager over de tandarts). Klager is op de hoogte
dat
er een consult kaakchirurg en mondhygiënist gepland staat, regelgeving binnen d.j.i. maakt dat hij van het exacte tijdstip en datum niet op de hoogte mag zijn (veiligheidsoverwegingen binnen de DV&O) vandaar dat deze datum en tijdstippen in het
meegezonden medisch dossier zijn doorgehaald (van belang indien klager afschrift van dit dossier krijgt).
Van de overige zaken binnen het beroep waarin hij zijn ongenoegens uit; waaronder zijn gevoel van onveiligheid binnen de arbeid, inrichting, het gevoel gediscrimineerd te worden omdat hij blank is, de misstanden aangaande het ontvreemden van een
weegschaal uit zijn cel etc., distantieert de medische dienst zich. Dit betreffen zaken welke niet de afdeling zorg betreffen.
Kenmerkend binnen de casuïstiek rondom klager is dat als klager zaken niet bevallen (of de organisatie niet gaat zoals hij dat wil) hij in de weerstand schiet. Dit uit zich dan in het niet nakomen van afspraken (zie ook werkblad MicroHis datum 14
februari 2014) of tracht hij middels het klachtrecht zijn gelijk te halen. Niet zelden wordt de werkelijkheid dan anders door hem omschreven dan feitelijk aan de orde is (zie ook correspondentie psychologen). Dit maakt dat de functionele
samenwerkingsrelatie soms moeizaam verloopt. Zo ook nu in een periode waarin hij weer meer in de contramine is.
In een latere reactie is nog aangegeven dat klager gevolgd wordt aangaande zijn anti-epileptica gebruik (spiegelbepalingen middels bloedonderzoek) en dat er diverse afspraken bij de kaakchirurg en mondhygiënist lopen. Klager is daarbij ruimschoots in
beeld bij de zorgprofessionals verbonden aan de p.i. Zwolle.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt allereerst vast dat het beroep zich beperkt tot hetgeen klager in zijn verzoek om bemiddeling op 5 februari 2015 heeft aangevoerd. Dit betreft de verlaging van klagers medicatie die hij krijgt vanwege zijn epilepsie.
Uit de stukken en met name uit hetgeen door klager ter zitting naar voren is gebracht is gebleken dat klager op enig moment 3 maal daags medicatie verstrekt kreeg , maar dat deze dosering zou zijn verlaagd naar 2 maal daags. Door klager is aangegeven
dat deze wijziging in de dosering dateert van 2011. Artikel 29, eerste lid, Pm bepaalt dat een gedetineerde, alvorens een beroepschrift in te dienen, een schriftelijk verzoek doet aan de Medisch Adviseur bij het Ministerie van Justitie om te bemiddelen
ter zake van de klacht. Dit verzoek dient uiterlijk op de veertiende dag na die waarop het medisch handelen waartegen de klacht zich richt heeft plaatsgevonden te worden ingediend.
Nu de door klager gestelde verlaging van de dosering dateert van 2011, en daarmee de termijn van veertien dagen voor het indienen van een verzoek om bemiddeling ruimschoots is overschreden, dient klager niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn
klacht. Dat klager meerdere malen zijn klacht middels briefjes onder de aandacht gebracht zou hebben waar dan vervolgens niets mee gedaan zou zijn, is niet aannemelijk geworden. Zo dat al het geval zou zijn geweest, dat had klager hierover veel eerder
in beroep kunnen en moeten gaan.
Overigens wordt opgemerkt dat het medisch gezien in het algemeen correct is de uitslagen van een bloedonderzoek af te wachten alvorens tot een eventuele aanpassing van de dosering van medicatie over te gaan. Dat neemt niet weg dat een dosisaanpassing
ook op grond het klinische beeld kan geschieden. Of daar destijds sprake van was, is nu niet meer na te gaan.
Ten aanzien van de procedure wordt ten slotte nog opgemerkt dat zodra er een medische klacht wordt ontvangen door het hoofd medische dienst, deze eerste met de indiener spreekt om te bezien of het probleem op die wijze kan worden opgelost, dan wel dat
de kwestie voorgelegd moet worden aan de medisch adviseur.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, dr. ing. C.J. Ruissen en J.G.J. de Boer, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 16 juni 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven