Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0346/GA en 15/0638/GA, 10 juni 2015, beroep
Uitspraakdatum:10-06-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/346/GA en 15/638/GA

betreft: [klager] datum: 10 juni 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van

[...], verder te noemen klager, en

de directeur van de locatie Arnhem Zuid, verder te noemen de directeur,

gericht tegen een uitspraak van 26 januari 2015 van de beklagcommissie bij voormelde locatie

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 mei 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, is klagers raadsman, mr. Y.E.Y. Vermeulen, gehoord klager. Klager en de directeur van de locatie Arnhem Zuid hebben schriftelijk laten weten
verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de plaatsing van klager in een regime met een basisprogramma (A-2014-281);
b. de slechte ontvangst van klagers televisie (A-2014-294);
c. het insluiten op cel bij het uitvallen van de arbeid (A-2014-318).

De beklagcommissie heeft het beklag wat betreft de onderdelen a en c ongegrond (daartegen richt zich het beroep van klager) en wat betreft onderdeel b gegrond (daartegen richt zich het beroep van de directeur) verklaard op de gronden als in de
aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Niet bekend is sinds wanneer klager in het basisprogramma is geplaatst. Klager refereert zich ten aanzien van beklagonderdeel a naar het oordeel van
de beroepscommissie. Het beroep van klager is niet gericht tegen beklagonderdeel b over de slechte ontvangst van de televisie. De beklagcommissie heeft hierin een juiste beslissing genomen. Wat betreft de insluiting op cel tijdens het uitvallen van de
arbeid verwijst klager naar de uitspraken van de beroepscommissie van 3 februari 2015 (14/3348/GA) en 30 mei 2011 (10/3641/GA) waaruit volgt dat de directeur dient te zorgdragen voor een vervangende actitiviteit of andere vorm van compensatie.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De kwaliteit van de tv-ontvangst is niet optimaal, maar ook weer niet zo slecht da er niets is te zien op het beeldscherm. De directeur heeft alle
inspanningen verricht die verwacht kunnen worden. Doordat de financiële middelen ontbreken is het niet mogelijk in één keer alle televisies te vervangen. Daarom is er voor gekozen dit gefaseerd te doen. Tevens wordt het een en ander verbouwd en worden
andere kabels aangelegd zodat de beeldkwaliteit zou moeten verbeteren. De directeur meent dat aan de zorgplicht is voldaan.

3. De beoordeling
a.
Per 1 maart 2014 is de regelgeving met betrekking tot het promoveren en degraderen van gedetineerden in werking getreden (Stcrt 20 februari 2014, nr 4617). Op grond van artikel 1d van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden
kan de directeur besluiten tot promotie en degradatie van een gedetineerde. Aannemelijk is dat klager sinds 1 maart 2014 in het basisprogramma verblijft. Het klaagschrift is op 2 oktober 2014 en derhalve ruim na de in artikel 61, vijfde lid, van de Pbw
genoemde termijn van zeven dagen ingediend. Door klager zijn geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan het verzuim van de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Klager kan derhalve niet in zijn beklag worden ontvangen.

B.
Hetgeen de directeur in beroep heeft aangevoerd, kan niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep van de directeur zal derhalve ongegrond worden verklaard.

C. Vaste rechtspraak van de beroepscommissie is, zoals uit de namens klager genoemde beroepszaken blijkt, dat indien om welke reden dan ook activiteiten waarop een gedetineerde recht heeft, geen doorgang vinden een daartegen gericht beklag gegrond is.
In een dergelijk geval heeft immers een door de wettelijke regels gegarandeerde activiteit geen doorgang gevonden. Bij de vraag of die gegrondverklaring tevens betekent dat er reden is voor een geldelijke tegemoetkoming is het volgende van belang. Of
een geldelijke tegemoetkoming in aanmerking komt is afhankelijk van de omstandigheden van het geval en daartoe behoren onder meer het aanbod van een vervangende activiteit en het al dan niet incidentele karakter van het niet doorgaan van de activiteit.
Het beroep van klager zal derhalve gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een
tegemoetkoming aan klager.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie met betrekking tot beklagonderdeel a en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in dit onderdeel van het beklag.
Zij verklaart het beroep van de directeur ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij verklaart het beroep van klager wat betreft beklagonderdeel c gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, R. van Benthem RA en mr. A.T. Bol, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 10 juni 2015

secretaris voorzitter

Naar boven