Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4796/TA, 26 mei 2015, beroep
Uitspraakdatum:26-05-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4796/TA

betreft: [klager] datum: 26 mei 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.W. van der Zanden, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 19 december 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij het (inmiddels gesloten) FPC Oldenkotte te Rekken, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 april 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, is klager gehoord, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. R.W. van Zanden.
Het hoofd van de inrichting heeft schriftelijk laten weten in verband met de sluiting van FPC Oldenkotte in januari 2015 niet in staat te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de intrekking van klagers verlof op 17 juni 2014 vanwege een positieve urinecontrole.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De onderhavige urinecontrole van 8 mei 2014 voldoet niet aan de daarvoor geldende eisen van de Regeling urineonderzoek verpleegden (hierna: de Regeling). In artikel 3 van de Regeling is onder meer bepaald dat de urine over afzonderlijke buizen wordt
verdeeld, dat één buis zo spoedig mogelijk naar een laboratorium wordt gestuurd en dat de andere buis gedurende ten hoogste één week na afname ten behoeve van een eventueel herhalingsonderzoek wordt bewaard. Dat laatste is niet goed gegaan want het
herhalingsonderzoek vond pas na een paar weken plaats. Voorts heeft het laboratorium de uitslag naar een verkeerd adres verzonden en pas op 30 mei 2014 is de uitslag aan de resocialisatieafdeling de Wiem van FPC Oldenkotte gezonden. Als de uitslag
eerder in de inrichting was ontvangen, had klager nog een bloedtest kunnen doen. Wel is een herhalingsonderzoek uitgevoerd. Het is opvallend dat bij de eerste uitslag een gehalte van 893 ug/l is geconstateerd en bij het herhalingsonderzoek een gehalte
hoger dan 1000 ug/l. Gelet op de periode tussen de afname van het urinemonster op 8 mei 2014 en de datum van het herhalingsonderzoek ligt het in de lijn der verwachting dat de concentratie opiaten in het urinemonster zou zijn gedaald en niet gestegen,
omdat de concentratie van een middel in een urinemonster na verloop van tijd afneemt in plaats van toeneemt. Derhalve moet het herhalingsonderzoek als onbetrouwbaar worden aangemerkt.
Het is verder de vraag of de gegevens op het aanvraagformulier juist waren en aan de hand van welke urine het herhalingsonderzoek is uitgevoerd. De Pompestichting heeft bericht dat het aanvraagformulier zich niet in klagers dossier bevindt. Het Gelre
ziekenhuis, dat de urinemonsters heeft onderzocht, heeft medegedeeld dat de bewaartermijn voor dergelijke formulieren drie maanden is en derhalve is het aanvraagformulier niet meer te achterhalen.
Klager heeft altijd ontkend opiaten gebruikt te hebben en hij heeft een alternatief scenario aangedragen waaraan door de beklagcommissie geen aandacht is besteed. Een medepatiënt van klagers afdeling heeft namelijk in verband met pijnklachten medicatie
met opiaten voorgeschreven gekregen en zijn urine kan verwisseld zijn met die van klager. Nader onderzoek daarnaar heeft echter niet plaatsgevonden. Klager werd drie keer per week aan een urinecontrole onderworpen en hij had dus vaker positief moeten
scoren, hetgeen niet het geval is geweest. Klager heeft al jarenlang geen verboden middelen gebruikt, hetgeen niet is weersproken door het hoofd van de inrichting. Uit een - op kosten van klager uitgevoerd - haaronderzoek is gebleken dat zich in
klagers
lichaam geen opiaten bevonden.
De ten aanzien van klager gevolgde procedure rond de urinecontrole is onvoldoende zorgvuldig geweest. De beslissing van het hoofd van de inrichting de verloven in te trekken en klager terug te plaatsen in de kliniek is derhalve onredelijk en
disproportioneel. Gelet op de omstandigheden van het geval, had kunnen worden volstaan met minder vergaande consequenties.
Het beroep dient gegrond te worden verklaard en aan klager dient een financiële tegemoetkoming van €1.500 te worden toegekend.

Het hoofd van de inrichting heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Klager heeft op 8 mei 2014 een urinecontrole ondergaan, die een positieve uitslag opleverde. Ook de uitslag van het door klager aangevraagde herhalingsonderzoek was positief. Klager heeft steeds ontkend (opiaten bevattende) drugs te hebben gebruikt.
Klagers stelling dat hij al jarenlang geen verboden middelen heeft gebruikt, is niet weersproken door het hoofd van de inrichting.
Nu zich in het dossier geen aanvraagformulier bevindt, is onduidelijk welke urine is onderzocht. Derhalve kan, tegen de achtergrond van klagers stelling over zijn drugsgebruik en de uitkomst van het uitgevoerde haaronderzoek, dat zich in het dossier
bevindt, niet met zekerheid worden vastgesteld dat de onderzochte urine afkomstig is van het door klager afgegeven urinemonster. Voorts heeft het herhalingsonderzoek pas drie weken na de urinecontrole van 8 mei 2014 plaatsgevonden, terwijl de Regeling
voorschrijft dat de andere buis gedurende ten hoogste een week na afname van het urinemonster ten behoeve van een eventueel herhalingsonderzoek wordt bewaard. Ook van het herhalingsonderzoek kan niet worden vastgesteld dat dit heeft plaatsgevonden met
urine afkomstig van klager.
Het voorgaande brengt mee dat de beslissing tot intrekking van klagers verlof bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk en onbillijk moet worden aangemerkt. Het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard.
Uit de stukken blijkt dat op 30 september 2014 weer een machtiging transmuraal verlof voor klager is afgegeven. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie
stelt deze vast op € 125,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op € 125,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 26 mei 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven