Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0762/GB, 11 juni 2015, beroep
Uitspraakdatum:11-06-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 15/762/GB

Betreft: [klager] datum: 11 juni 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 5 maart 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsman mr. M. de Reus, op 23 april 2015 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1 Klager is sedert 27 juni 2012 gedetineerd. Hij verbleef in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) van de locatie Tafelbergweg te Amsterdam. Op 25 februari 2015 is hij geplaatst in de gevangenis van de p.i. Lelystad, waar een regime van
beperkte gemeenschap geldt.

2.2 Klager heeft bij de beklagcommissie beklag gedaan tegen de disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een isoleercel, vanwege fraude bij een urinecontrole. Deze procedure met nummer T-2015-088 loopt nog.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Tijdens een urinecontrole is er discussie ontstaan omtrent de wijze van afname. Klager heeft daarbij aangegeven dat er sprake is van een contra-indicatie voor het afnemen van een
urinecontrole via de reguliere wijze. Uit het gespreksverslag van 26 september 2014 met een GZ-psycholoog blijkt dat klager moeite heeft met het afgeven van urine onder direct visueel toezicht. De psycholoog adviseert de inrichting om urinecontroles in
een aparte ruimte te laten plaatsvinden en in het medisch dossier van klager te laten opnemen dat er sprake is van plasangst in verband met urinecontroles. Kennelijk is voornoemd advies niet verwerkt in klagers dossier en is in de praktijk geen gevolg
gegeven aan het advies van de psycholoog. Klager bestrijdt de feitelijke gang van zaken niet, maar er is sprake van omstandigheden die klagers gedragingen rechtvaardigen, welke bij de inrichting bekend hadden moeten zijn. Klager geeft aan dat hij de
urinepotjes wilde omwisselen, maar dat deze gevuld waren met zijn urine. Hij heeft in zijn cel in het potje geürineerd, omdat hem niet de mogelijkheid geboden werd zittend te urineren. Gelet op het voorgaande is ten onrechte uitgegaan van fraude bij de
urinecontrole en is de beslissing tot terugplaatsing ten onrechte genomen. Voorts wordt aangevoerd dat in het selectieadvies gegevens foutief zijn opgenomen met betrekking tot voorgaande urinecontroles. Klager stelt dat er in zijn detentieverleden
slechts eenmaal een urinecontrole positief bevonden is.

3.2. Door en namens klager is tegenover een lid van de Raad op 23 april 2015 nog het volgende naar voren gebracht. Hetgeen de selectiefunctionaris omtrent de feitelijke gang van zaken heeft aangevoerd is juist, maar klagers gedragingen kunnen niet
worden aangemerkt als fraude. Er is op grond van het verslag van de GZ-psycholoog een medische onderbouwing van klagers probleem. Hij kan niet staand en onder toezicht urineren. In de locatie Westlinge te Heerhugowaard en de locatie Tafelbergweg heeft
klager altijd – na visitatie – op medische gronden zittend en afgezonderd mogen urineren. Dit werd hem echter bij een urinecontrole op 23 februari 2015 niet toegestaan. Nadat klager toen meermalen heeft geprobeerd om staand en onder toezicht te
urineren
en heeft aangegeven dat dit niet lukte, heeft hij het lege potje meegenomen naar zijn cel en daar in het potje geplast. Hij heeft toen opnieuw om een urinecontrole gevraagd en het meegenomen volle potje afgegeven. De piw-er zei toen dat dat fraude was
en dat hij dat moest melden. Klager erkent dat hij dit beter anders had kunnen aanpakken. Klager heeft er, in verband met een opname bij Exodus, belang bij dat er zo snel mogelijk uitsluitsel komt over zijn beroep.

3.3. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager heeft een poging gedaan fraude te plegen met betrekking tot de afname van een urinecontrole. Klager gaf aan alleen zittend te kunnen urineren, hetgeen tegen de
procedure is. Uit het medisch dossier van klager bleek niet dat er sprake was van een medische grond die een uitzondering op de standaardprocedure rechtvaardigde. Klager heeft meerdere keren getracht te urineren. Klager heeft de hand weten te leggen op
een extra urinepotje en dit vanuit zijn cel gevuld meegenomen. Niet duidelijk is of het klagers urine betrof of van een ander. Hij heeft dit volle potje uit zijn vestzak gehaald, terwijl het potje dat het personeel had meegegeven, nog leeg was. Toen
het
personeel klager met deze fraude confronteerde, gaf klager toe al in zijn cel in het extra potje te hebben geürineerd. Fraude met betrekking tot een urinecontrole staat gelijk aan het gebruik van harddrugs. Daarbij heeft klager tijdens zijn verblijf in
een isoleercel benodigdheden om een sigaret te kunnen roken verstopt en aldaar ook een sigaret gerookt. Hij heeft dit toegegeven. Op basis van het vorenstaande gedrag is klager niet langer geschikt voor een verblijf in een b.b.i.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de p.i. Lelystad is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) kunnen in een beperkt beveiligde inrichting gedetineerden worden geplaatst die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico
vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden, beschikken over een aanvaardbaar verlofadres en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart 2014, Stcrt. 2014, nr. 4617).

4.3. Uit de stukken blijkt dat klager verdacht wordt van een poging tot fraude bij een urinecontrole. Klager ontkent de feitelijke gang van zaken niet en geeft toe gefraudeerd te hebben, maar stelt dat er sprake is van medische omstandigheden die
zijn gedragingen rechtvaardigen. Naar aanleiding van dit voorval is klager een disciplinaire straf opgelegd. De beroepscommissie gaat voorbij aan de procedure omtrent voornoemde urinecontrole, nu hierover nog een beklagprocedure loopt bij de
beklagcommissie. Wat er ook zij van die procedure, is de beroepscommissie wel van oordeel dat een dergelijke poging tot fraude een contra-indicatie voor een (verder) verblijf in een inrichting met regimaire verloven vormt. Daar komt bij dat klager
gedurende zijn disciplinaire straf in een isoleercel de regels heeft overtreden door aldaar een sigaret te roken. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan dan ook, bij afweging van alle in aanmerking
komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
E.M. Breugem, secretaris, op 11 juni 2015

secretaris voorzitter

Naar boven