nummer: 14/4712/TA
betreft: [klager] datum: 10 juni 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
het hoofd van FPC de Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de inrichting,
gericht tegen een uitspraak van 12 december 2014 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 3 april 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], hoofd behandeling en [...], juridisch medewerker.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft, voor zover in beroep aan de orde, het defect aan de luxaflex in klagers kamer op de Zeer Intensieve Zorgafdeling (Z.I.Z.-afdeling).
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Juridisch gezien is geen sprake van strijd met een wettelijk voorschrift wanneer de lamellen van de luxaflex op de kamer van een verpleegde niet dicht kunnen. In de Regeling eisen persoonlijke verblijfsruimte justitiële TBS-inrichtingen wordt niets
vermeld over raambekleding of aan welke eisen deze dient te voldoen. Derhalve is geen recht van de verpleegde geschonden. Zie de uitspraak van 10 oktober 2003, 13/1026/GA, waarin is geoordeeld dat een klacht over een technisch gebrek dan wel het niet
tijdig zorg dragen voor herstel, niet-ontvankelijk is verklaard. In verband met de veiligheid in de inrichting zijn op de kamers geen gordijnen. Klager heeft in zijn klaagschrift niet de defecte luxaflex aan de orde gesteld. Pas op de beklagzitting van
4 december 2014 heeft klager medegedeeld dat de lamellen van de luxaflex kapot waren. De inrichting was derhalve niet eerder op de hoogte van dit mankement. Kort na de beklagzitting heeft de technische dienst de luxaflex gerepareerd. Klager heeft van
oktober tot en met december 2014 in deze kamer verbleven en in dat jaargetijde is het
’s morgens nog lang donker, zodat het de vraag is of klager wel reden had tot klagen.
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klager kon niet slapen van het licht dat door de lamellen van de luxaflex scheen. Klager heeft geprobeerd de lamellen dicht te doen, maar dat was niet mogelijk. Klager stelt dat hij al direct de eerste dag op de Z.I.Z.-afdeling heeft geklaagd over de
kapotte luxaflex in zijn kamer. Klager is op 8 oktober 2014 op de Z.I.Z.-afdeling geplaatst en op 18 december 2014 is hij naar een behandelafdeling overgeplaatst.
3. De beoordeling
In toelichting op de Regeling eisen persoonlijke verblijfsruimte justitiële tbs-inrichtingen wordt onder meer het volgende gesteld:
“Met deze regeling wordt invulling gegeven aan de in het eerste lid van artikel 16 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden geformuleerde opdracht aan de Minister van Justitie regels te stellen omtrent de eisen waaraan de
verblijfsruimte van de verpleegde dient te voldoen.
Als perspectief is, naar analogie van het uitgangspunt voor de in het kader van de raad van Europa tot stand gebrachte Europese Gevangenisregels (...) gekozen voor het geven van minimumeisen ten behoeve van de rechtspositie van de verpleegde. De
persoonlijke verblijfsruimte is voor hem immers de plaats waar zich tijdens de tenuitvoerlegging van de verpleging zijn privé-leven afspeelt en waar hem derhalve een minimum aan comfort en, voor zover mogelijk binnen het kader van de verpleging,
waarborgen voor zijn privacy dienen te worden geboden”.
Artikel 18.1 van de European Prison Rules luidt:
“The accommodation provided for prisoners, and in particular all sleeping accommodation, shall respect human dignity and, as far as possible, privacy, and meet the requirements of health and hygiene, due regard being paid to climatic conditions and
especially to floor space, cubic content of air, lighting, heating and ventilation”.
Klager heeft, anders dan door de inrichting is betoogd, reeds in zijn klaagschrift van 8 oktober 2014 aangevoerd dat hij in zijn kamer geen gordijnen heeft en dat hij ‘s ochtends last heeft van het licht. Ter zitting van de beroepscommissie heeft
klager
gesteld dat hij al op de eerste dag van zijn plaatsing op de Z.I.Z.-afdeling, 8 oktober 2014, op die afdeling heeft geklaagd dat de luxaflex voor het raam van zijn kamer kapot was, hetgeen niet is weersproken door de inrichting.
Aan de inrichting kan worden toegegeven dat de Regeling eisen persoonlijke verblijfsruimte justitiële TBS-inrichtingen geen verplichting inhoudt de verblijfsruimte van een verpleegde te voorzien van raambekleding. Maar in het kader van een goede
bejegening van verpleegden en tegen de achtergrond van de strekking van die Regeling en artikel 18.1 van de European Prison Rules heeft te gelden dat áls een verblijfsruimte is voorzien van raambekleding, op de inrichting de zorgplicht rust te
bewerkstelligen dat deze naar behoren functioneert en te zorgen voor tijdig herstel bij ontoereikend functioneren. Nu klager op 8 oktober 2014 heeft geklaagd over de defecte luxaflex in zijn kamer en de inrichting pas na de zitting van de
beklagcommissie van 12 december 2014 die luxaflex heeft gerepareerd, moet worden geconstateerd dat het hoofd van de inrichting voormelde zorgplicht niet heeft betracht.
Het beroep van het hoofd van de inrichting zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 10 juni 2015.
secretaris voorzitter