nummers: 15/168/TA
betreft: [klager] datum: 1 juni 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 7 januari 2015 van de beklagcommissie bij de Van der Hoevenkliniek te Utrecht, verder te noemen de inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 30 april 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klagers raadsman mr. B.H.J. van Rhijn, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], juridisch medewerker.
Klager heeft telefonisch meegedeeld verhinderd te zijn om ter zitting te verschijnen en verzocht om het beroep schriftelijk te mogen toelichten.
Op 8 mei 2015 is op het secretariaat van de Raad een schriftelijke toelichting van klager ontvangen.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de schending van klagers privacy door vermelding in het middagbulletin van 6 oktober 2014.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De inrichting zet klagers veiligheid op het spel door in meerdere bulletins zijn privacy en die van zijn gezin te schenden. Vermeld is dat er een melding bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) is gedaan terwijl die melding feitelijk nooit
is gedaan. Iemand die dichtbij de familie staat, heeft ruzie met klagers moeder. Om klagers moeder een hak te zetten, heeft die persoon naar de inrichting gebeld, leugens verspreid en gedreigd melding te doen. De persoon, die anoniem is gebleven, wist
dat ze via klager en zijn gezin zijn moeder zou kwetsen. Klagers bezoek is gedurende tweeëneenhalve week beperkt, terwijl de inrichting geen aanleiding had om de melding serieus te nemen. Door de melding heeft klager ruzie met een medeverpleegde gehad
die is uitgelopen op een handgemeen. De vermelding in het bulletin was zo vaag dat klager en zijn vrouw erop aangekeken werden dat zij hun kinderen niet goed zouden behandelen. Door het handgemeen heeft klager vijf dagen achter de deur gezeten en werd
hij uitgescholden en bedreigd door een medeverpleegde. Twee weken later bleek er geen melding te zijn geweest. De vermelding in het bulletin was voorbarig en contraproductief. De inrichting heeft leugens verspreid, een onveilige situatie gecreëerd voor
klager en zijn gezin en de goede naam van klager en zijn vrouw aangetast. Klager heeft heel rustig gereageerd. Van te voren heeft hij gevraagd om dit niet te publiceren, omdat hij wist dat het niet waar was. Hem werd toegezegd dat als hij er open over
zou spreken, het niet gepubliceerd zou worden.
Er zijn nooit excuses aangeboden, noch is er een rectificatie geplaatst. Klager wil alsnog excuses, een rectificatie en een schadevergoeding. Verzocht wordt aan de beroepscommissie om een verbod op te leggen voor wat betreft de bulletins die alleen
maar
voor problemen en een onveilige situatie in de inrichting zorgen.
Namens het hoofd van de inrichting is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
In de middageditie van het bulletin worden de conclusies uit het multidisciplinaire overleg gepubliceerd. Dit in het kader van de behandelfilosofie van de inrichting waarbij van verpleegden wordt gevraagd bij te dragen aan een veilig en relatief vrij
klimaat in de inrichting. Het belang van deze mededeling is te voorkomen dat er onwaarheden worden verspreid, hetgeen de veiligheid, het leefklimaat en de orde in de inrichting niet ten goede komt.
De inrichting had bericht ontvangen dat er melding was gedaan bij het AMK. Dit is een situatie die medeverpleegden dienen te weten omdat het van belang is voor het leefklimaat en de orde en de veiligheid in de inrichting. Het is een feitelijke
mededeling waaraan geen oordeel wordt verbonden. Dat er geen onderzoek zou worden gedaan door het AMK en de melding niet is doorgegaan, is ook gemeld. Deze meldingen worden geformuleerd door de algemeen coördinator. Niet bekend is dat er een ernstig
handgemeen zou hebben plaatsgevonden. Niet voorstelbaar is dat gezegd zou zijn dat als klager open erover zou spreken er niet gepubliceerd zou worden. Dan zou de vermelding in een bulletin een soort drukmiddel zijn. De regie en de formulering van de
vermeldingen in het bulletin liggen bij de inrichting. Er wordt geen overleg gevoerd met de verpleegde vóór publicatie.
3. De beoordeling
In het middagbulletin van de inrichting van 6 oktober 2014 dat onder medeverpleegden en personeelsleden is verspreid, is vermeld dat
“Klager gehoord heeft dat er melding is gedaan bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling door iemand van buiten de inrichting. Wat het vervolg is van deze melding is nog niet bekend. Klager vindt het bericht heel vervelend, maar heeft rustig
gereageerd.”
Naar het oordeel van de beroepscommissie vormt het verspreiden van deze gegevens onder medeverpleegden een schending van klagers privacy.
De vraag is of deze schending te rechtvaardigen is. Naar het oordeel van de beroepscommissie is dat niet het geval. Weliswaar heeft de inrichting aangegeven dat in het kader van de gezamenlijke verantwoordelijkheid van personeel en verpleegden voor de
orde en veiligheid in de inrichting deze informatie over klager wordt verspreid, maar in hoeverre deze informatie noodzakelijk is voor het handhaven van de orde en veiligheid in dit concrete geval is niet terug te vinden. Daarbij komt dat aannemelijk
is
geworden dat verspreiding van deze informatie juist een onveilige situatie teweeg heeft gebracht. Klager is op het bovenstaande aangesproken door een medeverpleegde en betrokken geraakt in een ruzie/handgemeen.
De schending van klagers privacy kan niet worden gegrondvest op één van de andere uitzonderingsgronden als vermeld in artikel 8, tweede lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het argument van de inrichting dat de voorgestane
handelwijze onderdeel uitmaakt van de behandelfilosofie kan naar het oordeel van de beroepscommissie de schending van klagers privacy niet rechtvaardigen.
De beroepscommissie zal, gelet op het bovenstaande, het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan kunnen worden
gemaakt, ziet de beroepscommissie aanleiding voor het toekennen van een tegemoetkoming. Gelet op het feit dat de vermelde informatie voorbarig was, gebleken is onjuist te zijn en er sprake is van een behoorlijke schending van klagers privacy bepaalt de
beroepscommissie de hoogte van de tegemoetkoming op € 20,=.
De beroepscommissie ziet geen aanleiding om voorts een beslissing te nemen in de zin van artikel 66, derde lid, van de Bvt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent klager ter zake een tegemoetkoming toe van € 20,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit:
mr. Drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en prof. Dr. H.J.C. van Marle, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 1 juni 2015.
secretaris voorzitter