Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0923/GV, 29 mei 2015, beroep
Uitspraakdatum:29-05-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/923/GV

betreft: [klager] datum: 29 mei 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 17 maart 2015 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

De uitspraak van de beklagcommissie van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard (met kenmerk 2015-036) is opgevraagd. De beklagcommissie heeft een brief gestuurd met daarin de vermelding dat het beklag op 6 maart 2015 gegrond is verklaard met een
toekenning van een tegemoetkoming. Een afschrift van deze brief is op 30 april 2015 ontvangen en ter kennisname opgestuurd naar de Staatssecretaris en – op verzoek – ook naar klager.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Tijdens de beklagzitting heeft de directeur toegezegd dat hij positief staat tegenover verlofverlening, mits klager zich aan een aantal bijzondere voorwaarden (een enkelband, een gebiedsverbod en op een bepaalde tijd binnen zijn) zal houden. Klager
heeft hiermee ingestemd en de directeur zou de verlofaanvraag in gang zetten via de casemanager. De verlofaanvraag werd echter afgewezen. Klager is in beklag gegaan en heeft een tegemoetkoming van € 50,= toegekend gekregen (kenmerk 2015-36). In deze
uitspraak staat dat alle negatieve adviezen zijn ingetrokken. Klager mag naar het opgegeven verlofadres gaan in Den Helder. Deze uitspraak is nooit naar de selectiefunctionaris opgestuurd. Klager wil voor zijn einddatum van 29 mei 2015 met verlof gaan.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Inhoudelijk wordt verwezen naar de informatie van de commissie van toezicht (kenmerknummer 2014/677). Op grond van de toezegging van de directeur in de beklagzaak is sprake van een positief advies voor algemeen verlof met elektronisch toezicht (e.t.)
en
een locatieverbod als bijzondere voorwaarde. Echter, e.t. kan niet worden toegepast zonder het risico van ongewenste slachtofferconfrontatie, omdat het slachtoffer op 100 meter van het verlofadres woont. Aan klager is de mogelijkheid geboden om een
ander verlofadres op te geven, maar dit heeft hij niet gedaan. Tevens wordt verwezen naar artikel 4 sub g en j van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling).

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag met de bijzondere voorwaarden avondklok, gebiedsverbod en een contactverbod met het slachtoffer.
De advocaat-generaal bij het ressortsparket te Amsterdam en de officier van justitie bij het arrondissementsparket te Haarlem hebben negatief geadviseerd. Hierbij is vermeld dat het slachtoffer destijds 13 jaar oud was, terwijl klager het zedendelict
ontkent. Het recidivegevaar is onverminderd hoog en het verlofadres is niet acceptabel.
De politie heeft het verlofadres geverifieerd en niet in orde bevonden.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek (waarvan 6 maanden voorwaardelijk), wegens – kort gezegd – diefstal in vereniging en diefstal met geweld en verkrachting. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 29
mei 2015.

In het dossier bevindt zich een reclasseringsadvies van 21 september 2014. Hieruit blijkt dat de delicten zijn gepleegd in Den Helder. In de bestreden beslissing staat dat e.t. niet mogelijk is, omdat het (minderjarige) slachtoffer te dicht bij het
verlofadres woont. Het gebied rondom het slachtoffer dient minimaal 5 kilometer te zijn om de aanrijtijd van politiebescherming te kunnen garanderen. Aan klager is de mogelijkheid gegeven om een ander verlofadres op te geven, maar hij heeft van deze
mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
Op 20 oktober 2014 is klagers beklag naar aanleiding van de beslissing van de directeur over de tweede verlofaanvraag als ingetrokken beschouwd. Kennelijk is daarna een nieuw verlofverzoek ingediend en wederom weer afgewezen, waarna na beklag een
gegrondverklaring met compensatie is gevolgd.

Op 17 maart 2015 heeft de Staatssecretaris wederom negatief beslist op klagers tweede verlofaanvraag. Het beroep richt zich tegen deze afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Klager stelt dat uit de stukken van de beklagcommissie blijkt dat alle
negatieve adviezen zijn ingetrokken. Uit geen enkel stuk blijkt hiervan, ook niet uit de reactie namens de Staatssecretaris. De beroepscommissie gaat er dan ook vanuit dat de negatieve adviezen nog wél van kracht zijn. De beroepscommissie is van
oordeel
dat op basis hiervan de afwijzing van klagers verlofaanvraag gerechtvaardigd is. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder
g
en j van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en mr. M.A.G. Rutten, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 29 mei 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven