Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4743/TB, 29 mei 2015, beroep
Uitspraakdatum:29-05-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4743/TB

betreft: [klager] datum: 29 mei 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.R. Ytsma, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 11 december 2014 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 april 2015, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, zijn gehoord klager en namens de Staatssecretaris [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en
Justitie.
Klagers raadsman, mr. A.R. Ytsma, heeft schriftelijk bericht verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en verzocht om aanhouding van de behandeling. Op 14 april 2015 is van klagers raadsman een nadere schriftelijke toelichting ontvangen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager na herbeoordeling te plaatsen in een longstayvoorziening van FPC De Pompestichting, hetgeen moet worden begrepen als een beslissing tot het voortzetten van klagers verblijf in genoemde longstayvoorziening,
waarbij het individuele beveiligingsniveau is vastgesteld als midden.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak op 25 september 1998 veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Bij beslissing van 8 september 2004 is klager
overgeplaatst naar het FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen.
Bij beslissing van 4 november 2005 is klager geplaatst in de longstayvoorziening van FPC Veldzicht. Bij beslissing van 29 december 2009 is klager overgeplaatst naar de longstayvoorziening van de Pompestichting te Vught. De Staatssecretaris heeft op 19
september 2011 beslist tot voortzetting van klagers verblijf in de longstayvoorziening. Het tegen deze beslissing ingestelde beroep is op 20 februari 2012 (11/3101/TB) door de beroepscommissie ongegrond verklaard. Op 25 februari 2014 adviseert het
hoofd
van FPC De Pompestichting de longstaystatus van klager te handhaven en het individuele beveiligingsniveau vast te stellen op matig. Op 18 juli 2014 en 11 augustus 2014 zijn pro justitia rapportages uitgebracht die de aanvraag van de inrichting tot
handhaving van de longstaystatus ondersteunen. Op 16 oktober 2014 adviseert de Landelijke adviescommissie plaatsing longstay forensische zorg (LAP) de longstaystatus van klager voort te zetten. De Lap schat het individuele beveilingsniveau als midden
in. De Staatssecretaris heeft op 11 december 2014 beslist klagers verblijf in de longstayvoorziening voort te zetten, waarbij het individueel beveiligingsniveau is vastgesteld als midden.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Het vastgestelde individueel beveiligingsniveau (midden) komt erop neer dat klager geen verloven kan praktiseren. Onvoldoende onderzocht is of de hoge leeftijd van klager (64 jaar) het
recidiverisico heeft doen verminderen. Klager heeft geen geweldincidenten op zijn naam staan gedurende zijn verblijf in de inrichting. Dat geen verloven kunnen worden gepraktiseerd, maakt het leven van klager ondraaglijk. Het eerder aan klager
verleende
humanitair verlof is zonder problemen verlopen. In de pro justitiarapportage stelt psycholoog H. dat de kans op antisociaal bepaald gewelddadig gedrag lager wordt op hogere leeftijd, met een aanzienlijke afname boven de 60 jaar. Uit het rapport blijkt
dat niet goed is onderzocht of bij klager de delictgevaarlijkheid is afgenomen. Klager heeft tegenover psychiater D. gezegd dat hij denkt een antisociale persoonlijkheidsstoornis te hebben. Dat is een belangrijke opmerking waarbij hij reflecteert op
zijn gedrag. Dat biedt aanknopingspunten voor een behandeling, die door de inrichting moeten zijn opgemerkt en worden aangepakt. Klager plaatst voorts vraagtekens bij de betrouwbaarheid van de pro justitiarapportages. Beide rapporteurs dichten klager
een laaggemiddeld intelligentieniveau toe, terwijl het Meijersinstituut in 1999 het intelligentieniveau als hooggemiddeld heeft gekwalificeerd. Klager meent dat de inrichting en ook andere deskundigen het komende jaar de effecten van klagers hoge
leeftijd op het delictgevaar zou moeten onderzoeken. De longstaystatus zou met hooguit een jaar verlengd kunnen worden, teneinde te onderzoeken of klager een behandeling kan volgen.
Het leven in de longstay is ondraaglijk. Er is veel stress en een vechtpartij ontstaat zo. Klager verblijft weinig op de groep. Hij bemoeit zich zo min mogelijk met de andere bewoners. Klager heeft verschillende keren gevraagd om te worden geplaatst in
LFPZ Zeeland. Alles wordt opgeblazen. Klager zorgt voor de dieren en weet hoe de muizenplaag moet worden aangepakt. Hij kookt elke dag met verse groenten, vlees en aardappelen. Klager begrijpt niet waarom de inrichting meent dat er gewerkt moet worden
aan een betere samenwerking. Klager heeft veel geleerd. Op een behandelafdeling is hij meer op zijn plek.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht. Zowel de Pompestichting, de pro justitia rapporteurs als de LAP adviseren tot voortzetting van klagers longstaystatus in een hoogbeveiligde omgeving. De
Pompestichting adviseert dat uit de risicotaxaties, de zorgzwaarte en risicomanagementlijsten alsmede uit het klinisch beeld. Het risico op gewelddadig gedrag bij het einde van de TBS wordt als hoog ingeschat. Door de te verwachten spanningen bestaat
de kans dat klager weer drugs gaat gebruiken en afglijdt naar het criminele circuit. Klager ontkent en bagatelliseert het vorenstaande, wat maakt dat een adequaat risicomanagement niet te verwezenlijken is. In eerdere resocialisatiepogingen heeft
klager
wederom een nieuw delict gepleegd. Het individuele beveiligingsniveau is volgens de inrichting matig, vanwege de combinatie dat klager zijn delict erkent, hiervoor niet de verantwoordelijkheid neemt, de longstaystatus niet accepteert en de
risicotaxatie
uitwijst dat er een groot risico op gewelddadig gedrag is als hij zonder begeleiding terug zou keren in de maatschappij. Psychiater D. en psycholoog H. ondersteunen in de uitgebrachte pro justitiarapportages de longstaystatus van klager. Ondanks de
intensieve zorg en begeleiding is er nauwelijks verandering opgetreden in de problematiek van klager. Klager kan niet functioneren zonder het huidige zorg- en beveiligingsniveau. De LAP concludeert ook tot voortzetting van klagers longstaystatus en
adviseert bij een aanhoudend toestandsbeeld klager over te plaatsen naar LFPZ Zeeland. De adviezen leveren een totaalbeeld van klager op en hierop is het recidiverisico gebaseerd. Klagers leeftijd speelt daarbij een ondergeschikte rol, hetgeen niet wil
zeggen dat daarmee in de advisering geen rekening wordt gehouden. In de verlengingsbeslissing van de rechtbank van 22 december 2014 overweegt de rechtbank dat zij in de gevorderde leeftijd van klager geen grond ziet om te twijfelen aan het door de
inrichting vastgestelde delictrisico.
De mogelijkheid van een plaatsing naar LFPZ Zeeland is in het behandelteam besproken. Klager heeft al veel problemen in de longstayvoorziening in Vught. Het behandelteam verwacht dat klager niet zou kunnen omgaan met de hem geboden ruimte in de
longstayvoorziening in Zeeland. Het behandelteam probeert klager te motiveren en werkt toe naar een betere samenwerking. Klager kan zich voor een korte periode aanpassen, maar gaat daarna gewoon zijn eigen gang. In LFPZ Zeeland kunnen verpleegden
worden
geplaatst met alle mogelijke beveiligingsniveaus. De inrichting aldaar kent een losser regime. Wellicht dat in de toekomst wel een mogelijkheid bestaat klager over te plaatsen.

4. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich op basis van de stukken en de ter zitting gegeven toelichtingen voldoende voorgelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek van klagers raadsman om aanhouding van de behandeling van het beroep af.

Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Klager verblijft sinds 22 maart 2006 in een longstayvoorziening, eerst in de longstayvoorziening van FPC Veldzicht en na een observatieplaatsing op een andere afdeling binnen FPC Veldzicht, vanaf 18 januari 2010 in de longstayvoorziening van FPC De
Pompestichting te Vught.

In paragraaf 6.3 van het Beleidskader longstay forensische zorg van 1 januari 2009, in werking getreden op 1 juni 2009, is bepaald dat door middel van een periodieke toets driejaarlijks door de LAP wordt beoordeeld of voortzetting van de longstaystatus
nog gerechtvaardigd is. Bij deze toets is het van belang de behandelingsvatbaarheid van de ter beschikking gestelde te onderzoeken.

Uit de pro justitia rapportages van 18 juli en 11 augustus 2014 komt naar voren dat bij klager ondanks de intensieve zorg en begeleiding nauwelijks verandering is opgetreden in zijn problematiek. Er is geen sprake van ziektebesef en ziekteinzicht.
Tevens is volgens de rapporteurs sprake van een hoog risico op gewelddadig gedrag. Klager werkt niet mee aan zijn behandeling. Er is nog steeds sprake van een strijd met de behandelaren. Ook de LAP komt tot de conclusie dat een hervatting van een op
verandering gerichte behandeling niet zinvol is. Tegen deze achtergrond heeft de Staatssecretaris naar het oordeel van de beroepscommissie in redelijkheid kunnen oordelen dat een voortgezet verblijf van klager in een longstayvoorziening in de rede
ligt.
Vooralsnog zijn er geen redenen gebleken klager (tijdelijk) over te plaatsen naar een behandelinrichting voor observatie c.q. het opstarten van een behandelpoging. De beroepscommissie ziet evenmin redenen af te wijken van de gegeven adviezen omtrent
het
individuele beveiligingsniveau. De overweging van de LAP klager bij een aanhoudend toestandsbeeld te plaatsen in de LFPZ Zeeland is begrijpelijk. Echter, nu een dergelijke overplaatsing een interne overplaatsing betreft, valt een oordeel hierover
buiten
het kader van onderhavig beroep. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Kokee, secretaris, op 29 mei 2015

secretaris voorzitter

Naar boven