nummer: 15/1280/GV
betreft: [klaagster] datum: 27 mei 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. V.M. Weski, namens
[...], verder te noemen klaagster,
gericht tegen een op 17 april 2015 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klaagster alsmede haar raadsvrouw, mr. V.M. Weski, om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klaagsters verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking op grond van artikel 34 nader aangevuld met art. 40a van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, hierna de Regeling,
afgewezen.
2. De standpunten
Namens klaagster is het beroep als volgt toegelicht. Aanvankelijk is om strafonderbreking gevraagd, omdat klaagsters vader in Litouwen in het ziekenhuis in coma lag en vervolgens omdat hij is overleden. Klaagsters moeder zorgt nu alleen voor het acht
jaar oude kind van klaagster. De Raad voor de Kinderbescherming in Litouwen heeft zorgen geuit over de opvoeding en verzorging van het kind. Voor zover klaagster bekend is het advies van de inrichting positief. Het advies van de officier van justitie
was alleen negatief, omdat klaagster tot het betalen van een bedrag aan schadevergoeding is veroordeeld. Klaagster is vooralsnog niet in staat tot betaling van het aanzienlijke bedrag. Twee medeverdachten, die ter zake van hetzelfde feitencomplex zijn
veroordeeld, is wel strafonderbreking verleend, terwijl zij de Poolse nationaliteit hebben. Klaagster heeft haar kind al vele jaren niet gezien op een enkele keer na dat haar kind haar heeft kunnen bezoeken in het kader van bijzonder verlof. Het is
inhumaan dat klaagster geen strafonderbreking krijgt. Zij is al langdurig gedetineerd en gedraagt zich zeer goed. Het enkele feit dat er een schadevergoedingsmaatregel is opgelegd, mag op zich geen reden zijn om te allen tijde het verzoek om
strafonderbreking af te wijzen.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Het advies van de directeur was negatief. Het Openbaar Ministerie (OM) is advies gevraagd en bleef bij het standpunt dat de hoge opgelegde schadevergoeding een contra-indicatie
is voor het verlenen van strafonderbreking. Beide adviezen hebben tot de afwijzing van klaagsters verzoek geleid. Klaagsters kind is bij haar op bezoek geweest in de locatie Ter Peel. Dat er zorg is voor de opvoeding van haar kind staat los van haar
verzoek in verband met het overlijden van haar vader. Er is geen vertrouwen in haar terugkeer na het verlenen van een onderbreking. Klaagster heeft geen binding met Nederland en is ongewenst verklaard. De noodzaak om terug te keren, is niet aanwezig.
De
directeur van de locatie Ter Peel en het OM hebben de hoge schadevergoeding en het risico van niet terugkeren na een strafonderbreking als contra-indicatie beschouwd.
Op klaagsters verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
Het MDO van de locatie Ter Peel heeft positief geadviseerd en de VC van de locatie Ter Peel heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
Het ressortsparket te Amsterdam heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen het verlenen van strafonderbreking in verband met de openstaande schadevergoedingsmaatregel en het te grote risico dat klaagster zich zal onttrekken aan detentie en niet zal gaan
betalen.
De politie heeft zich onthouden van advies.
3. De beoordeling
Klaagster ondergaat een gevangenisstraf van 55 maanden met aftrek, wegens (gekwalificeerde) diefstal. De datum van invrijheidstelling is thans gesteld op 21 oktober 2015. Aansluitend dient zij eventueel een subsidiaire hechtenis van 337 dagen te
ondergaan.
Nu de aanleiding voor het verzoek om strafonderbreking in verband met de situatie van de vader van klaagster is vervallen, zal de beroepscommissie het verzoek toespitsen op de aanvulling van het verzoek. Klaagster behoort tot de categorie
strafrechtelijk veroordeelde vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf in Nederland. Artikel 40a van de Regeling bepaalt dat aan een vreemdeling die geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft strafonderbreking voor onbepaalde tijd kan worden verleend.
Aan de strafonderbreking wordt de voorwaarde verbonden dat de vreemdeling Nederland verlaat en niet naar Nederland terugkeert.
Uit de nota van toelichting bij artikel 40a van de Regeling wordt duidelijk dat er redenen kunnen zijn die zich tegen het verlenen van strafonderbreking verzetten. Hierbij moet gedacht worden aan bijvoorbeeld de belangen van slachtoffers en de mate
waarin de rechtsorde was geschokt door het door de vreemdeling gepleegde delict. Ook kunnen lopende onderzoeken van politie en justitie zich tegen het verlenen van strafonderbreking verzetten.
De beroepscommissie stelt vast dat klaagster voldoet aan de in artikel 40a van de Regeling genoemde voorwaarden. Klaagster kan gelet hierop dan ook in beginsel voor strafonderbreking in aanmerking komen. Op zichzelf kan het gegeven dat een veroordeelde
vreemdeling nog een schadevergoeding moet betalen in de weg staan aan het toestaan van strafonderbreking. Daarbij moet naar het oordeel van de beroepscommissie wel een balans bestaan tussen de omvang van de te betalen vergoeding en de mate waarin de
gevangenisstraf door de verzochte strafonderbreking zou worden verkort. De rechtbank heeft klaagster veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding zoals blijkt uit de registratiekaart van € 82.664,12 met bepaling dat klaagster bij niet-betaling
gedurende 337 dagen in hechtenis kan worden genomen. Ten tijde van de beslissing van de Staatssecretaris had klaagster nog ongeveer zes maanden van de haar opgelegde gevangenisstraf te ondergaan.
Namens de Staatssecretaris is aangegeven dat klaagsters verzoek is afgewezen in verband met de hoge schadevergoeding en het risico dat klaagster niet terug zal keren naar Nederland na strafonderbreking. De beroepscommissie stelt vast dat
strafonderbreking in de zin van artikel 40a van de Regeling juist wordt verleend onder de voorwaarde dat de vreemdeling Nederland verlaat en niet terugkeert naar Nederland en dat de beslissing van de Staatssecretaris derhalve niet op goede gronden
rust.
De beroepscommissie zal het beroep van klaagster gegrond verklaren, de beslissing van de Staatssecretaris vernietigen en deze opdragen een nieuwe beslissing te nemen binnen veertien dagen na ontvangst van deze uitspraak. Verzocht wordt om in deze
nieuwe
beslissing de stelling van de raadsvrouw mee te wegen dat aan medeplegers van het zelfde feitencomplex wel strafonderbreking zou zijn verleend, waarbij de vraag rijst of deze medeplegers dezelfde schadevergoedingsmaatregel is opgelegd. De
beroepscommissie ziet geen reden tot het toekennen van een tegemoetkoming.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossum-Broos, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 27 mei 2015.
secretaris voorzitter