Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3620/GA en 14/3622/GA, 22 januari 2015, beroep
Uitspraakdatum:22-01-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummers: 14/3620/GA en 14/3622/GA

betreft: [klager] datum: 22 januari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door mr. M.C. Levy, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen uitspraken van 17 september 2014 van de beklagcommissie bij de locatie De Schie te Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 januari 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. S.A.A.P. van Hees en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie De Schie.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraken van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een andere ruimte dan een afzonderingscel voor de duur van vier dagen (392) en het feit dat de kleur “rood” is toegekend naar aanleiding van voornoemde ordemaatregel (490).

De beklagcommissie heeft de klachten ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het is niet aannemelijk geworden dat klager een medegedetineerde heeft geslagen. Klager heeft de beschuldiging ontkend en er zijn schriftelijke verklaringen van andere medegedetineerden die de ontkenning ondersteunen. Het is onduidelijk wat de
directeur
precies heeft onderzocht. De maatregel had eerder opgeheven kunnen worden. Er is sprake van een verkapte straf. Hiervoor wordt verwezen naar jurisprudentie (13/0330/GA en 13/0332/GA). Klager wil een aantekening in zijn penitentiair dossier, zodat de
ordemaatregel geen gevolgen heeft voor de detentiefasering. Het feit dat de kleur “rood” is toegekend vormt wel een probleem. Het incident waarvoor een ordemaatregel is opgelegd in combinatie met het gedrag op de arbeid heeft tot deze kleurtoekenning
geleid. Het vertoonde gedrag op de arbeid is niet onderbouwd. Bovendien kan het incident niet worden meegewogen, omdat er geen straf is opgelegd.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In het rapport staat de grondslag om de ordemaatregel op te leggen, namelijk in het kader van een onderzoek. Klager heeft vier dagen in afzondering verbleven in zijn eigen cel met behoud van de televisie. Dit is geen onredelijk zware maatregel. Tijdens
de ten uitvoerlegging van de maatregel is onderzoek gedaan naar het incident. Op de eerste dag (vrijdag) zijn drie gedetineerden gehoord. Zij hebben tegenstrijdige verklaringen afgelegd. Één gedetineerde heeft aangegeven dat klager heeft geslagen,
terwijl twee andere hebben aangegeven dat klager daarin misschien geen aandeel heeft gehad. De directeur heeft toen een moment van bezinning en rust ingelast. Op zaterdag heeft het afdelingshoofd twee gedetineerden gesproken en bedenktijd gegeven.
Zondag heeft het afdelingshoofd met klagers mentor en schaduwmentor gesproken over dit incident. De bedenktijd gold op dat moment nog. Op maandag, de vierde dag, heeft de directeur het afdelingshoofd gesproken en is de maatregel beëindigd. Na vier
dagen
waren de verklaringen niet anders en is geconcludeerd dat klagers aandeel in het incident niet geheel duidelijk is. Wel staat vast dat klager betrokken is bij het incident of er meer informatie over heeft. Dit omdat het personeel heeft waargenomen dat
klager heeft gezegd: “Dit hebben ze toch niet gezien.” Zo staat dit ook in het rapport. Ook heeft de medische dienst vastgesteld dat de kaak van een medegedetineerde opgezwollen was en er sprake was van een lichte kneuzing. Klager is na beëindiging van
de ordemaatregel overgeplaatst naar een andere h.v.b.-afdeling voor de orde en veiligheid.
Klager had eerder al een onvoldoende gescoord voor de arbeid. Dit gegeven in combinatie met het feit dat klager op enige wijze betrokken is bij bovengenoemd incident, maakt dat de kleur “rood” is toegekend. Op dat moment verbleef klager in het h.v.b.
en
er was eerder nog geen kleur aan hem toegekend. Klager is na een periode van drie weken, in plaatst van een periode van zes weken, in het multi-disciplinairoverleg besproken. Daarna is klager gepromoveerd.

3. De beoordeling
Met betrekking tot het beklag met nummer 392 overweegt de beroepscommissie als volgt. Uit het verslag van 19 juni 2014 volgt dat het personeel de recreatiezaal is ingelopen naar aanleiding van een woordenwisseling. Bij binnenkomst van het personeel
liep
gedetineerde I. weg met zijn hand op zijn rechter bovenkaak. Het personeel heeft gehoord dat klager op dat moment zei: “Ze hebben toch niets gezien.” Daarop zijn beide gedetineerden ingesloten. Gedetineerde I. heeft verklaard dat hij is geslagen door
klager. Als gevolg hiervan is aan klager een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een andere ruimte dan een afzonderingscel opgelegd. De beroepscommissie acht het in een geval als het onderhavige aangewezen dat nader onderzoek wordt gedaan
naar de gang van zaken. In afwachting van de resultaten van dat onderzoek acht zij het opleggen van een ordemaatregel gerechtvaardigd. Gezien het verhandelde ter zitting oordeelt de beroepscommissie dat het onderzoek zo spoedig mogelijk is gestart en
dat telkens de noodzaak van een verdere voortduring van de ordemaatregel is getoetst. Bovendien is klager afgezonderd in zijn eigen cel met behoud van de televisie. De oplegging van de ordemaatregel kan onder die omstandigheden niet als onredelijk en
of
onbillijk worden aangemerkt.

Met betrekking tot beklag met nummer 490 overweegt de beroepscommissie als volgt.
Op grond van artikel 1d, tweede lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) heeft een gedetineerde aanspraak op promotie indien hij op alle onderdelen van goed gedrag positief scoort gedurende een
periode van zes weken. De directeur beoordeelt de onderdelen van goed gedrag op basis van bijlage 1 van deze Regeling. In bijlage 1 staat onder 2 “omgaan met spanningen en conflicten” onder meer aangegeven: fysieke agressie tegen gedetineerden en/of
personeel.

Anders dan de directeur, oordeelt de beroepscommissie dat klagers mogelijke betrokkenheid bij het incident niet doorslaggevend kan zijn bij de kleurtoekenning. Immers, onderzoek heeft niet kunnen uitwijzen dát klager betrokken was bij het incident.
Daarnaast heeft de directeur niet gemotiveerd en gedocumenteerd op grond waarvan welk gedrag van klager op de arbeid als “oranje” is aangemerkt. Dit beklagonderdeel dient derhalve gegrond te worden verklaard. De beroepscommissie acht termen aanwezig om
aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij beslist als volgt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep met betrekking tot klachtnummer 392 ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie. Zij verklaart het beroep met betrekking tot klachtnummer 490 gegrond, vernietigt de uitspraak van de
beklagcommissie
en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 15,= (€ 5 x 3 weken).

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. J.D. den Hartog, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 22 januari 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven