Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0186/GA, 11 mei 2015, beroep
Uitspraakdatum:11-05-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/186/GA

betreft: [klager] datum: 11 mei 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N. Flikkenschild, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 19 januari 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 april 2015, gehouden in de p.i. Vught, is klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. N. Flikkenschild, gehoord.
De directeur is niet ter zitting verschenen.
Als toehoorder was aanwezig mevrouw [...], stagiaire bij de afdeling rechtspraak van de Raad.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen, omdat klager met andere gedetineerden van de afdeling een brief met klachten heeft geschreven, hij
hier niet over wil praten, hij een negatieve invloed heeft op de sfeer en op de andere gedetineerden en door zijn gedrag de orde en veiligheid ernstig is verstoord.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager betwist de toedracht van het incident als vermeld in het schriftelijk verslag en de schriftelijke mededeling.
Klager heeft samen met medegedetineerden van de Terroristenafdeling (TA) een brief geschreven aan de directeur. Hij betwist dat hij de initiatiefnemer was. Het was een gezamenlijk initiatief. In de brief zijn ook verzoeken opgenomen waar hij geen enkel
belang bij heeft. De directeur heeft niet betwist dat de brief is geschreven namens alle gedetineerden van de TA. Klager en de andere gedetineerden op de TA zaten op een dood spoor. Ze vroegen alleen om een gesprek met de directeur. Klager wilde echter
niet zonder de andere gedetineerden in gesprek, omdat de brief een gezamenlijk initiatief was. Klager verzoekt om toekenning van een tegemoetkoming.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Vast staat dat klager namens alle gedetineerden op de TA een brief met klachten over het regime van de TA aan de directeur heeft gestuurd. Uitgangspunt is dat het gedetineerden vrij staat om in een brief klachten kenbaar te maken aan de directie en te
verzoeken daarover een gesprek te voeren. Dat uitgangspunt geldt onverkort ingeval in de brief kenbaar wordt gemaakt dat indien de directeur niet bereid is tot een gesprek hongerstaking en mogelijk ook dorststaking zal volgen en de gedetineerden hun
advocaten toestemming zullen geven in de media op te treden. Bij acute dreiging met ordeverstoring geldt het uitgangspunt niet, maar daarvan was in het onderhavige geval (nog) geen sprake. Het uiten van klachten per brief kan dus in het algemeen en ook
in het onderhavige geval geen grond vormen voor het treffen van ordemaatregelen of disciplinaire straffen.

De brief vormde voor de directeur aanleiding om met de gedetineerden in gesprek te gaan. Klager heeft vervolgens geweigerd met de directeur in gesprek te gaan, omdat hij alleen samen met de andere gedetineerden een gesprek met de directeur wilde
aangaan. Aannemelijk is geworden dat door de weigering van klager om in gesprek te gaan een voor de handhaving van de orde in de inrichting dreigende situatie is ontstaan. Gelet hierop was het opleggen van een ordemaatregel van plaatsing in afzondering
in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel niet onredelijk of onbillijk. Niet gebleken is echter waarom er noodzaak aanwezig was klager gedurende een termijn van veertien dagen af te zonderen.

De beroepscommissie zal het beroep voor zover het betreft de beslissing om de ordemaatregel na vier dagen te laten voortduren gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en het beklag in zoverre alsnog gegrond
verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan te maken zijn, ziet de beroepscommissie aanleiding voor het toekennen van een tegemoetkoming. Zij bepaalt de hoogte daarvan op € 75,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep voor zover het betreft de beslissing om de ordemaatregel op te leggen ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie. De beroepscommissie verklaart het beroep voor zover het betreft de
beslissing om de ordemaatregel na vier dagen te laten voortduren gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 75,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 11 mei 2015

secretaris voorzitter

Naar boven