Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4707/GA, 8 mei 2015, beroep
Uitspraakdatum:08-05-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4707/GA

betreft: [klager] datum: 8 mei 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.R.M. Schaap, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 5 december 2014 van de beklagcommissie bij de locatie Norgerhaven te Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 april 2015, gehouden in de locatie Zuid van de penitentiaire inrichtingen Arnhem, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw
mr. M.R.M. Schaap, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie Norgerhaven.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel, wegens de weigering om mee te werken aan plaatsing in een meerpersoonscel, ingaande op 12 september 2014 en eindigend op 26 september 2014; en
b. een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel, wegens de weigering om mee te werken aan plaatsing in een meerpersoonscel, ingaande op 26 september 2014 en eindigend op 10 oktober 2014;

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is (mede) in beroep gekomen omdat hem niet de mogelijkheid is geboden om bij de zitting van de beklagcommissie aanwezig te zijn. Klager was kort voor de zitting van de beklagcommissie overgeplaatst naar de locatie Esserheem en het personeel
wenste klager niet naar Norgerhaven te brengen. Klager had niet in een meerpersoonscel mogen worden geplaatst. Klager heeft aangegeven dat er bij hem sprake is van een contra-indicatie voor een dergelijke plaatsing. De directeur heeft geen gemotiveerde
beslissing genomen over de aan- of afwezigheid van een contra-indicatie voor plaatsing in een meerpersoonscel. Klager verblijft thans, naar aanleiding van zijn persoonlijkheidsproblematiek, bij De Hoop in Dordrecht. Die problemen zijn er dus nog
steeds.
Naast deze persoonlijkheidsproblemen had klager kort voor zijn detentie een geweldsdelict ondergaan waardoor hij snel erg angstig is. Ook dat had in de weg moeten staan aan een plaatsing in een meerpersoonscel. Klager heeft in Norgerhaven met de
inrichtingsarts en twee psychologen gesproken. Zijn klachten werden door deze mensen evenwel niet serieus genomen. Klager verwijst nog naar het bemiddelingsverslag van de Medisch Adviseur, waarin deze stelt dat 28 dagen opsluiting in een strafcel in
gevallen als deze te zwaar zou zijn.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is twee keer voor veertien dagen in een strafcel geplaatst omdat hij niet wilde meewerken aan een plaatsing in een meerpersoonscel. Klager was bekend bij het psycho-medisch overleg (PMO) en de gedragsdeskundige. Het PMO kan adviseren een
gedetineerde niet in een meerpersoonscel te plaatsen omdat er sprake is van een contra-indicatie. Ten aanzien van klager is dat toen niet gebeurd. Klager is gezien door twee gedragsdeskundigen en de inrichtingsarts. Klager kwam vanuit een andere
inrichting en de medische dienst – en dus ook het PMO – had daar kennis van. Door het PMO is geen
contra-indicatie ten aanzien van klager afgegeven. Er was dus geen aanleiding om hem niet in een meerpersoonscel te plaatsen. In de inrichting is het vast beleid dat gedetineerden die niet in een meerpersoonscel geplaatst willen worden en waarbij geen
sprake is van een contra-indicatie maximaal twee keer veertien dagen in een strafcel worden geplaatst. Daarna worden zij in een eenpersoonscel geplaatst. Dat is ook met klager gebeurd.

3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a van het beklag:
Hetgeen in beroep ten aanzien van dit onderdeel van het beklag naar voren is gebracht kan – voor zover een en ander is komen vast te staan – niet leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom in zoverre
ongegrond
worden verklaard met bevestiging van dit onderdeel van de uitspraak van de beklagcommissie.

Ten aanzien van onderdeel b van het beklag:
Op grond van het bepaalde in artikel 51 van de Pbw kan de directeur een disciplinaire straf opleggen nadat hem verslag gedaan overeenkomstig het bepaalde in artikel 50 van de Pbw. Dat verslag moet aan de gedetineerde zijn aangezegd en op schrift zijn
gesteld door de medewerker die dit verslag aan de directeur doet. In de mededeling van de oplegging van de betreffende disciplinaire straf staat vermeld dat deze disciplinaire straf is opgelegd naar aanleiding van een schriftelijk verslag van 26
september 2014. De beroepscommissie gaat er evenwel vanuit dat dit een verschrijving betreft. Uit nadere inlichtingen van de directeur komt naar voren dat de weigering van klager medewerking te verlenen aan zijn plaatsing in een meerpersoonscel is
gedaan tegenover de directeur en dat de directeur vervolgens de onderhavige disciplinaire straf heeft opgelegd. In een dergelijk geval kan, zoals bepaald in artikel 50, derde lid, van de Pbw, het opmaken en aanzeggen van een verslag achterwege
blijven.
Hetgeen in beroep naar voren is gebracht kan – voor zover een en ander is komen vast te staan – niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom ook ten aanzien van dit onderdeel van het beklag ongegrond worden
verklaard met bevestiging van de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van dat onderdeel.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, drs. R.K. Boelens en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 8 mei 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven