Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3566/GA, 8 mei 2015, beroep
Uitspraakdatum:08-05-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/3566/GA

betreft: [klager] datum: 8 mei 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P.M. Iwema, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 19 december 2014 van de beklagcommissie bij de locatie Esserheem te Veenhuizen

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 april 2015, gehouden in de locatie Zuid van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Arnhem, is [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Esserheem, gehoord.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
Klagers raadsman heeft voorafgaand aan de zitting bericht in verband met ziekte verhinderd te zijn ter zitting aanwezig te zijn en bij die gelegenheid verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep tot een latere datum en tijd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het geen uitvoering geven aan een uitspraak van de beroepscommissie (met kenmerk 14/77/GA van 29 april 2014) betreffende de uitbetaling van de aanvulling van het arbeidsloon tot de hoogte van het arbeidsloon zoals betaald door de
p.i.
Hoogeveen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard voor zover dit ziet op de uitbetaling van de arbeidsloon over de dag met rechtenactiviteiten, een en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt schriftelijk als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Klager is van mening dat de beklagcommissie de uitspraak van de beroepscommissie van 29 april 2014 verkeerd heeft toegepast. Klager kreeg in Hoogeveen vijf dagen ad acht uur per dag tegen 150% uitbetaald voor vier gewerkte dagen. De directeur van de
locatie Esserheem betaalt slechts arbeidsloon uit over vier dagen. Klager is van mening dat de directeur daarmee niet voldoet aan de uitspraak van de beroepscommissie en dat uitbetaald dient te worden overeenkomstig de uitbetaling in de p.i.
Hoogeveen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur geeft uitvoering aan de uitspraak van de beroepscommissie. Klager werkte in Hoogeveen gedurende vier dagen. Het bedrag dat hem voor de vijfde dag werd uitgekeerd kan gezien worden als een soort gift, in ieder geval niet als arbeidsloon.
Klager heeft zijn werkelijke arbeidstijd, inclusief de reistijd, vergoed gekregen. Hem is daarvoor 150% van de standaard uurvergoeding uitgekeerd. Daarmee voldoet de directeur van de locatie Esserheem aan de uitspraak van de beroepscommissie.

3. De beoordeling
Namens klager is verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep. De beroepscommissie acht zich evenwel voldoende ingelicht om thans op dat beroep te kunnen beslissen. Zij zal het verzoek om aanhouding van de behandeling om die reden
afwijzen.

In het geding is of de directeur van de locatie Esserheem de uitspraak van de beroepscommissie van 29 april 2015 (met kenmerk 14/77/GA) op juiste wijze heeft uitgevoerd. Het geschil ziet met name op het aantal uren arbeidsloon dat door de directeur van
de locatie Esserheem wordt uitgekeerd ten opzichte van het aantal uren arbeidsloon dat eerder door de directeur van de p.i. Hoogeveen aan klager werd uitgekeerd. De directeur van Esserheem stelt zich op het standpunt dat over vier dagen arbeidsloon
(maal 150%) moet worden uitgekeerd terwijl klager in Hoogeveen over vijf dagen arbeidsloon (maal 150%) kreeg uitgekeerd.
De beroepscommissie heeft in haar uitspraak van 29 april 2014 (onder meer) het volgende overwogen:
“3. De beoordeling
(...)
Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting stelt de beroepscommissie vast dat klager na zijn overplaatsing vanuit de p.i. Hoogeveen naar de locatie Esserheem te Veenhuizen dezelfde werkzaamheden is blijven verrichten. Hij werd op werkdagen
met een busje vanuit de locatie Esserheem naar de p.i. Hoogeveen vervoerd om de p.i. Hoogeveen te ontruimen. In de p.i. Hoogeveen ontving klager 150 procent van het uurloon. In de locatie Esserheem is dit 125 procent. Gelet op hetgeen ter zitting door
klager is aangevoerd acht de beroepscommissie aannemelijk geworden dat aan klager niet duidelijk is gecommuniceerd welk loon hij voor de werkzaamheden na zijn overplaatsing naar de locatie Esserheem zou ontvangen. Gelet op deze onduidelijkheid en nu
klager exact dezelfde werkzaamheden op dezelfde plek is blijven verrichten, is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de directeur om klager niet hetzelfde loon te betalen als hij in de p.i. Hoogeveen ontving, als onredelijk en onbillijk
dient te worden aangemerkt.

De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen, klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag en dit beklag gegrond verklaren. De beroepscommissie zal bepalen dat de directeur het loon van klager, - gedurende de periode
dat klager na overplaatsing naar de locatie Esserheem werkzaamheden verrichte in de p.i. Hoogeveen - dient aan te vullen tot de hoogte van het loon dat klager in de p.i. Hoogeveen ontving.
(...)”

Uit die overwegingen van de beroepscommissie moet worden geconcludeerd dat de beroepscommissie bij haar uitspraak is uitgegaan van het loonbedrag zoals dit wekelijks werd uitgekeerd door de directeur van de p.i. Hoogeveen en niet – zoals de directeur
meent – van het daadwerkelijk aantal uren dat klager arbeid heeft verricht in de (voormalige) p.i. Hoogeveen. Gelet daarop had de directeur aan klager hetzelfde bedrag aan loon per week moeten uitkeren als hem eerder vanuit de p.i. Hoogeveen werd
uitgekeerd. De uitspraak van de beklagcommissie kan daarom niet in stand blijven. Het beroep zal gegrond worden verklaard en de bestreden beslissing van de directeur zal worden vernietigd. De beroepscommissie zal bepalen dat de directeur aan klager
alsnog het verschil in loonuitbetaling per week tussen de p.i. Hoogeveen en de locatie Esserheem – berekend over de gehele periode dat klager na zijn overplaatsing naar de locatie Esserheem nog werkzaamheden verrichtte in de p.i. Hoogeveen – aan klager
dient uit te keren.

De beroepscommissie acht, nu de gevolgen van de bestreden beslissing van de directeur nog ongedaan gemaakt kunnen worden, geen termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming.

Voor zover door en namens klager is verzocht om een vergoeding in de kosten voor rechtsbijstand geldt dat de Pbw een dergelijke vergoedingsregeling niet kent, zodat dit verzoek zal worden afgewezen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie wijst het verzoek van klager om aanhouding van de behandeling af.

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat de directeur aan klager alsnog het verschil in loonuitbetaling per week tussen de p.i. Hoogeveen en de locatie Esserheem – berekend over de gehele periode dat klager na zijn overplaatsing naar de locatie Esserheem nog werkzaamheden
verrichtte in de p.i. Hoogeveen – aan klager dient uit te keren.

Zij wijst het verzoek van klager om de directeur te veroordelen in de kosten van rechtsbijstand af.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, drs. R.K. Boelens en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 8 mei 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven