nummer: 14/4784/GA
betreft: [klager] datum: 8 mei 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Wever, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 12 december 2014 van de beklagcommissie bij de locatie Esserheem te Veenhuizen,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 13 april 2015, gehouden in de locatie Zuid van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Arnhem, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M. Wever, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de
locatie Esserheem.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vermissing van een mobiele telefoon (een BlackBerry) bij gelegenheid van een overplaatsing naar de p.i. Leeuwarden.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is zijn BlackBerry-telefoon kwijt. Hij heeft door middel van de brief van zijn zus en uit het voorhanden hebben van de oplader van die telefoon aangetoond dat hij over een dergelijk apparaat beschikte. Toen klager in Esserheem kwam mocht hij dat
toestel niet invoeren. Het is daarom in zijn koffer gedaan die verzegeld werd. Klager heeft daar ook voor getekend, hij was aanwezig toen deze verzegeld werd. Klager is vervolgens op
21 juli 2014 overgeplaatst naar Leeuwarden. Omdat een en ander snel moest gaan, heeft hij een aantal voorwerpen in een doos gepakt. De koffer is toen niet geopend. Personeel heeft de telefoon kennelijk weggenomen. Bij controle in Leeuwarden bleek dat
er
opeens een Nokia-telefoon in zijn koffer zat, samen met de BlackBerry-oplader. Die telefoon is niet van klager. De BlackBerry had overigens nooit in de fouillering mogen worden opgeborgen maar bij de preciosa. Klager weet niet of er een tie-wrap om de
koffer is gedaan. De koffer kon worden afgesloten met een ritssluiting.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Bij zijn overplaatsing naar Leeuwarden zijn bij klagers eigendommen een BlackBerry-oplader en een Nokia-telefoon aangetroffen. Klager is op 15 november 2013 in de inrichting gekomen en toen heeft hij voor zijn eigendommen getekend. Zijn koffer is
verzegeld en klager is het controlenummer van de verzegeling ter hand gesteld. Klager heeft daar ook voor getekend. Hij is vervolgens in juli 2014 overgeplaatst naar Leeuwarden. Zijn fouillering is naar Leeuwarden vervoerd en de koffer was toen nog
steeds, met hetzelfde zegelnummer, verzegeld. Bij het openen van de koffer bleek dat er een Nokia-telefoon in de koffer zat in. De directeur gaat ervan uit dat deze steeds in die verzegelde koffer heeft gezeten.
3. De beoordeling
De beroepscommissie acht aannemelijk dat bij binnenkomst van klager in de p.i. Veenhuizen, de zich in de fouillering van klager bevindende koffer – waarin naar zijn zeggen toen de onderhavige BlackBerry-telefoon zat – in het bijzijn van klager is
verzegeld en voorzien is van een controlenummer. Voorts wordt aannemelijk geacht dat die koffer ten tijde van klagers overplaatsing naar de p.i. Leeuwarden nog steeds verzegeld was en was voorzien van hetzelfde controlenummer. Gelet daarop is het
onvoldoende aannemelijk dat zich in de betreffende koffer een BlackBerry-telefoon heeft bevonden. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan daarom – voor zover een en ander is komen vast te staan – niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de
beklagcommissie. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, drs. R.K. Boelens en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 8 mei 2015.
secretaris voorzitter