nummer: 14/3890/GA
betreft: [klager] datum: 8 mei 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. I.J.K. van der Meer, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 26 september 2014 van de beklagcommissie bij de locatie Zuid van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Arnhem,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 13 april 2015, gehouden in de locatie Zuid, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. I.J.K. van der Meer en, namens de directeur, [...], juridisch medewerker bij de p.i. Arnhem.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. het tijdens een grote spitactie:
a1 geen recreatiemoment aanbieden;
a2 het toen niet verstrekken van (voldoende) drinkwater; en
a3 het toen niet kunnen bellen;
b. het pas zes weken na binnenkomst in de inrichting plaatsen in het plusprogramma.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergeven – toegelicht.
Allereerst wordt verwezen naar het beroepschrift, waarin wordt volhard. Voorts is nog het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van onderdeel a:
Klager was door de spitactie, waardoor het recreatiemoment verviel, niet in de gelegenheid om zijn stiefzoon, die jarig was, te bellen. Dat kon pas drie dagen later omdat het dagprogramma niet eerder de mogelijkheid bood te bellen. Tijdens de spitactie
werd ook de watertoevoer naar de verblijfsruimten afgesloten. Dat gebeurde omstreeks 07.00 uur.
Ten aanzien van onderdeel b:
De automatische plaatsing van klager in het basisprogramma bij binnenkomst in de inrichting was een vorm van degradatie. Klager verbleef in Groot Brittannië in een regiem dat vergeleken kan worden met het plusprogramma en stond daar bekend als
modelgedetineerde. Door de directeur zijn omtrent klager geen inlichtingen opgevraagd. In gevallen als dat van klager - hij is naar Nederland overgeplaatst in het kader van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (Wots) - is de informatie op
te vragen bij het IOS. Omtrent klager was ook een reclasseringsrapport opgemaakt dat bij de Reclassering Nederland, en mogelijk ook bij het IOS, opgevraagd had kunnen worden. Toen klager in de inrichting kwam, kreeg hij te horen dat iedereen de eerste
zes weken in het basisprogramma wordt geplaatst. Klager heeft uiteindelijk veertig dagen in het basisregime verbleven.
Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van onderdeel a:
Er is bij de onderhavige spitactie gekozen voor de afsluiting van de watertoevoer omdat er duidelijke signalen waren dat er veel drugs in de inrichting waren. Dat was ook de reden dat deze actie niet werd uitgevoerd door eigen personeel maar door
personeel van buitenaf. Het is begrijpelijk dat een dergelijke maatregel overlast geeft voor de gedetineerden. Alle gedetineerden hebben een flesje water verstrekt gekregen rond 12.45 uur. Tijdens de spitactie was er geen mogelijkheid voor de
gedetineerden om gebruik te maken van de telefoon. Indien klager na afloop van de spitactie had willen bellen met zijn stiefzoon, had hij dat aan het personeel kunnen vragen. Daarvan is niet gebleken.
Ten aanzien van onderdeel b:
In de periode waarin dit speelde was de promotie-/degradatieregeling nog niet zo lang ingevoerd. De directeur heeft er op dat moment voor gekozen om gedetineerden van wie geen informatie bekend was, gedurende de eerste zes weken in het basisprogramma
te
plaatsen. Nu gebeurt dat niet meer. Bij binnenkomst wordt zo snel mogelijk beoordeeld in welk regime een gedetineerde geplaatst dient te worden. In klagers geval is bij binnenkomst door de inrichting geen nadere informatie opgevraagd. Bij hem is de
standaardprocedure gevolgd, te weten het gedurende zes weken beoordelen. Klager is daarna overgeplaatst naar het plusprogramma.
3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a1 van het beklag:
Bij gelegenheid van een onderzoek naar de aanwezigheid van contrabande in de locatie Zuid (een zogenaamde ‘spitactie’) op 1 juli 2014 is het in het dagprogramma voorziene recreatiemoment komen te vervallen. De beroepscommissie acht de beslissing van de
directeur om dat recreatiemoment te laten vervallen – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – niet onbegrijpelijk, onredelijk of onbillijk. Hetgeen in beroep hierover is aangevoerd kan daarom niet leiden tot een ander oordeel dan dat van
de beklagcommissie. Het beroep zal op dit onderdeel van het beklag ongegrond worden verklaard.
Ten aanzien van onderdeel a3 van het beklag:
De beroepscommissie acht eveneens begrijpelijk en niet onredelijk of onbillijk dat klager tijdens de spitactie geen gebruik heeft kunnen maken van de telefoon. De omstandigheid dat hij die dag niet met zijn stiefzoon heeft kunnen bellen, hoeft niet tot
een gegrondverklaring van dit onderdeel van het beklag te leiden, nu klager na afloop van de spitactie aan het personeel had kunnen vragen alsnog gebruik te mogen maken van de telefoon. Niet is aannemelijk geworden dat klager een dergelijk verzoek
heeft
gedaan. Hetgeen in beroep hierover is aangevoerd kan daarom niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de beklagcommissie. Het beroep zal ook op dit onderdeel van het beklag ongegrond worden verklaard.
Ten aanzien van onderdeel a2 van het beklag:
Onweersproken is dat aan klager (en zijn medegedetineerden) tijdens de spitactie omstreeks 12.45 een flesje water is aangeboden. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de directeur daarmee onvoldoende voldaan aan zijn zorgplicht. Indien het
water gedurende een langere periode, zoals hier het geval was, wordt afgesloten, had eerder en vaker drinkwater aangeboden dienen te worden. Nu hier sprake is van een schending van de zorgplicht van de directeur, kan de uitspraak van de beklagcommissie
ten aanzien van dit onderdeel van het beklag niet in stand blijven en zal dat beklag in zoverre alsnog gegrond worden verklaard.
De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming en zal de hoogte daarvan vaststellen op € 5,=.
Ten aanzien van onderdeel b van het beklag:
Sinds 1 maart 2014 wordt binnen penitentiaire inrichtingen het beleidsprogramma “Dagprogramma, beveiliging en toezicht op maat (DBT)” uitgevoerd. In het kader van dat DBT dient de directeur bij binnenkomst van gedetineerden in de inrichting te
beoordelen of een gedetineerde wordt geplaatst in het basis- dan wel het plusprogramma. De directeur dient daartoe de benodigde informatie in te winnen bij de daarvoor geëigende instanties. Voor dat inwinnen van informatie mag de directeur enige tijd
nemen, maar een periode van zes weken is daarvoor te lang. Dat geldt temeer nu klager bij binnenkomst onweersproken heeft aangegeven dat omtrent zijn gedrag in detentie informatie voorhanden was. Het had daarom op de weg van de directeur gelegen om die
informatie op te vragen bij de daarvoor geëigende instanties. Nu de directeur dit heeft nagelaten moet worden geoordeeld dat de bestreden beslissing onvoldoende zorgvuldig is genomen. De uitspraak van de beklagcommissie kan daarom ten aanzien van dit
onderdeel van het beklag niet in stand blijven en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard.
De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming en zal de hoogte daarvan vaststellen op € 25,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond ten aanzien van de onderdelen a1 en a3 van het beklag en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond ten aanzien van de onderdelen a2 en b van het beklag, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart die onderdelen van het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager ten aanzien van de gegrondverklaringen een tegemoetkoming toekomt van in het totaal € 30,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, drs. R.K. Boelens en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 8 mei 2015.
secretaris voorzitter