Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4482/TA, 13 mei 2015, beroep
Uitspraakdatum:13-05-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4482/TA

betreft: [klager] datum: 13 mei 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 28 november 2014 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 april 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. R.W. van Zanden en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting
[...], senior stafjurist en [...], junior stafjurist.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het afdelingsarrest van 2 mei 2014.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager was niet in staat urine te produceren en hij kreeg daarna éénmaal de mogelijkheid alsnog binnen vier uur urine in te leveren. In het protocol urineonderzoek, bijlage 7 van de huisregels (hierna: het Protocol) is beschreven dat een patiënt na een
positieve uitslag (het niet kunnen leveren van urine en het niet meewerken aan een controle worden gelijkgesteld aan een positieve uitslag) een drugsmaatregel wordt opgelegd. Daarnaast kan ingevolge artikel 14.1 van het Protocol afdelingsarrest worden
opgelegd in verband met persoonlijke omstandigheden van de patiënt of ter voorkoming van drugshandel. Er vindt altijd een individuele afweging plaats, al kan die per afdeling anders uitvallen. Nu klager geen urine had ingeleverd, kon niet worden
vastgesteld of klager onder invloed was van gedragsbeïnvloedende middelen. De inrichting heeft daarom besloten naast een drugsmaatregel ook afdelingsarrest op te leggen. Hiermee kan zicht worden gehouden op eventuele drugshandel tussen patiënten. Men
zie in dit verband de uitspraak 14/0949/TA van 25 juli 2014. Klager heeft in het verleden meermalen positieve urinecontroles gehad, al is dat in de schriftelijke mededeling van het afdelingsarrest niet vermeld. Klager was net overgeplaatst naar een
andere afdeling en het behandelteam moest een inschatting maken; dat kan verklaren dat hem in dit geval, anders dan voorheen, afdelingsarrest werd opgelegd. Op de afdeling waar klager verblijft, mag de verpleegde niet deelnemen aan arbeid tijdens
afdelingsarrest. Op alle andere afdelingen brengt personeel de verpleegde naar de arbeid.

Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klager is boos geworden toen de tweede poging urine te leveren niet lukte. Op de afdeling waar klager nu verblijft mag hij, als hij geen urine kan leveren, naar een apart kamertje. Klager heeft eerder ook op die afdeling verbleven en hem was al vaker
een drugsmaatregel opgelegd maar nooit afdelingsarrest. Klager geeft zelf bij het personeel aan als hij drugs heeft gebruikt en dan krijgt hij een urinecontrole.
De inrichting heeft niet heeft gemotiveerd waarom in deze zaak aan klager afdelingsarrest moest worden opgelegd, terwijl dat in andere gevallen niet gebeurde.

3. De beoordeling
Het gebruik van drugs in de inrichting heeft een ontregelend effect op de inrichting en de verpleegden en derhalve kan het opleggen van beperkende maatregelen als reactie op de handel in en/of het gebruik van drugs in de regel niet als onredelijk of
onbillijk worden aangemerkt. In de onderhavige zaak is in de ‘mededeling maatregel’ van 2 mei 2014 evenwel niet gemotiveerd waarom in klagers geval naast het opleggen van een bewegingsbeperkende drugsmaatregel tevens is besloten afdelingsarrest op te
leggen. Ook bij de behandeling van de klacht door de beklagcommissie is dit niet nader toegelicht. Pas ter zitting van de beroepscommissie is namens de inrichting aangevoerd dat klager eerder meermalen drugs had gebruikt en dat hij net was
overgeplaatst
naar een andere afdeling, waaruit het opleggen van afdelingsarrest valt te verklaren. De beroepscommissie is van oordeel dat de pas bij gelegenheid van haar zitting gegeven nadere toelichting op de opgelegde maatregel het gebrek in de motivering
daarvan
in de ‘mededeling maatregel’ niet kan herstellen, mede in aanmerking genomen dat door klager is gesteld en onvoldoende is weersproken, dat hij vaker op de onderhavige afdeling een urinecontrole had gehad en dat toen bij een positieve uitslag geen
afdelingsarrest werd opgelegd. Het beroep van het hoofd van de inrichting zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 13 mei 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven