Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0507/JZ, 15 mei 2015, beroep
Uitspraakdatum:15-05-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/0507/JZ

betreft: [klager] datum: 15 mei 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 6.5.3 van de Jeugdwet in verbinding met artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van,
en tevens ingediend door mr. R.H.P. Feiner, namens

[...], geboren op 25 mei 1998, verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 13 februari 2015 van de klachtencommissie bij de gesloten accommodatie Horizon, locatie de Vaart te Sassenheim, verder te noemen de instelling,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 april 2015, gehouden in de justitiële jeugdinrichting Eikenstein te Zeist, is klagers raadsman voormeld gehoord.
Klagers raadsman heeft laten weten dat klager niet bij de behandeling ter zitting aanwezig zal zijn.
De directeur van voormelde instelling heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en geen toevoeging te hebben op de reeds aanwezige stukken.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de klacht en de uitspraak van de klachtencommissie
De klacht betreft de oplegging van een maatregel strekkende tot uitplaatsing voor de duur van twee á drie weken naar een andere locatie van de instelling, te weten Horizon, locatie ’t Anker te Harreveld.

De klachtencommissie heeft de klacht ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de klachtencommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Met moeite heeft klager een klacht kunnen indienen, de raadsman heeft de stukken ondanks daartoe strekkend verzoek niet gekregen. De uitnodiging voor de mondelinge klachtbehandeling kreeg de raadsman op 22 januari 2015 voor de zitting van 26 januari
2015. De raadsman heeft aangegeven daarbij niet aanwezig te kunnen zijn. Klager en zijn raadsman zijn niet in de gelegenheid geweest de mondelinge behandeling bij te wonen, klager moest op dezelfde dag ook naar rechtbank.
Klager is op 5 januari 2015 een time out maatregel opgelegd en nog diezelfde dag zou hij worden overgebracht naar Harreveld (vanuit Sassenheim). Klager is daarop gevlucht. Klager gaf bij zijn raadsman aan het niet met de time out maatregel eens te zijn
omdat de maatregel gesloten jeugdzorg niet na 1 februari 2015 zou doorlopen en hij het gevoel kreeg dat er geen enkel perspectief meer zou zijn. Klager heeft de time out maatregel niet op schrift gekregen.
De gedragswetenschapper was op dat moment niet op de hoogte van de eindigheid van de jeugdzorgmaatregel. Op 26 januari 2015 heeft de Meervoudige Kamer van de rechtbank geoordeeld dat de jeugdzorgmaatregel niet verlengd werd.
Het voorlopig perspectiefplan was op de dag dat klager de time-out maatregel werd opgelegd niet meer geldig. De maatregel is dus niet gebaseerd op de hulpverleningsgedachte, terwijl ook niet is gebleken van een noodsituatie, in welk geval de maatregel
overigens maximaal zeven dagen opgelegd had mogen worden.

De directeur heeft niet inhoudelijk gereageerd op het beroep maar tegenover de klachtencommissie aangegeven dat klager op basis van een time out maatregel is overgeplaatst vanwege zijn gedrag. Hij nam zijn medicatie niet in, ging niet naar school,
vertoonde agressief gedrag en was bedreigend richting personeel
De time out maatregel is opgenomen in het voorlopig perspectiefplan jeugdzorg, onduidelijk is of het is opgenomen in definitieve plan.

3. De beoordeling
Aan klager is op 5 januari 2015 de maatregel van tijdelijke overplaatsing binnen de gesloten accommodatie of naar een andere gesloten accommodatie zoals bedoeld in artikel 6.3.1, tweede lid, van de Jeugdwet opgelegd voor de duur van drie weken. Vast
staat dat geen sprake was van een situatie waarin een dergelijke maatregel ingevolge artikel 6.3.7. van de Jeugdwet noodzakelijk wordt geacht ter overbrugging van tijdelijke noodsituaties.
Aan de orde is de vraag of deze aan klager opgelegde maatregel, welke geduurd heeft tot zijn invrijheidstelling, rechtmatig is geweest.
Ingevolge artikel 6.3.6, eerste lid, van de Jeugdwet kunnen maatregelen, methoden en beperkingen als bedoeld in de artikelen 6.3.1 tot en met 6.3.5, waaronder de onderhavige, slechts worden toegepast, voor zover zij zijn opgenomen in het
hulpverleningsplan.
Uit de stukken blijkt dat er een voorlopig perspectiefplan was, gedateerd 20 november 2014 met een geldigheidsduur van zes weken. Op de dag dat aan klager de maatregel is opgelegd gold dit voorlopige perspectiefplan, welk immers een geldigheidsduur had
tot 1 januari 2015, niet meer. Niet is komen vast te staan dat er op de datum van opleggen van de maatregel reeds een definitief plan was vastgesteld, noch wat daarvan de inhoud zou zijn. Tot op heden is er immers geen definitief hulpverleningsplan
overgelegd. Overigens komt uit de stukken naar voren dat in aansluiting op het voorlopige perspectiefplan een definitief plan zou zijn vastgesteld, waarin de mogelijkheid van de bedoelde maatregel niet is opgenomen.
Gelet op voorgaande dient het beroep gegrond verklaard te worden, nu er op het moment van opleggen van de maatregel geen geldig voorlopig of definitief hulpverleningsplan ten behoeve van klager aanwezig was op grond waarvan een maatregel als de
onderhavige opgelegd had mogen worden.

Klager zal de na te noemen tegemoetkoming worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de klachtencommissie en verklaart de klacht alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager ten laste van de directeur een tegemoetkoming toekomt van
€ 25,=.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, dr. F. Boer en mr. E. Lucas, leden, bijgestaan door mr. I. Lispet, secretaris,
op 15 mei 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven