Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1029/TP, 8 oktober 2002, beroep
Uitspraakdatum:08-10-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1029/TP

betreft: [klager] datum: 8 oktober 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 24 mei 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr.J.C. de Goeij, namens

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. J.C. de Goeij om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 8 mei 2002 verlengd tot en met 5 augustus 2002.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is ingegaan op 14 november 2000. Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in het huis van bewaring (h.v.b.) Almere Binnen teAlmere.
De Minister heeft besloten tot plaatsing van klager in de Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen. Klager is op 30 mei 2002 in die inrichting geplaatst.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager is het oneens met de verlenging van de passantentermijn. Hij is al passant sinds 14 november 2000 en vindt dat veel te lang. De beslissing wordt slechts gedragen doorde standaardmotivering zonder dat een en ander zichtbaar feitelijk door het ministerie van justitie wordt onderbouwd. Er wordt bijvoorbeeld niet aangegeven hoeveel wachtenden er nog zijn voor tbs-kliniek De Singel voordat klagerdaar kan worden geplaatst. Evenmin wordt er mogelijke herselectie verricht voor een andere kliniek met mogelijk kortere wachttijden.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het beroep zal formeel gegrond zijn, nu klager niet tijdig is gehoord en de beslissing niet tijdig aan klager is meegedeeld. Het beroep zal materieel ongegrond zijn.
Ten tijde van de bestreden beslissing verbleef klager achttien maanden in een h.v.b. Aan klager is bij brief d.d. 31 oktober 2001 een aanbod tot financiële tegemoetkoming gedaan maar daarop is geen reactie van klager ontvangen. Erbestond geen aanleiding ten aanzien van klager af te wijken van de volgorde van plaatsing in tbs-inrichtingen die primair wordt bepaald door de aanvangsdatum van de tbs. Niet is gebleken dat hij met voorrang boven anderetbs-passanten in een tbs-inrichting moet worden geplaatst. De Minister had ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing vanuit de inrichting van klagers verblijf (klager verbleef daar op een zogenaamde ‘luwte-afdeling’) geensignalen ontvangen dat klagers situatie in het h.v.b. onhoudbaar zou zijn en/of dat van detentieongeschiktheid moest worden gesproken. Gelet op klagers plaatsing in de Dr. S. van Mesdagkliniek d.d. 30 mei 2002 is geen medischeverklaring uitgebracht omtrent klagers psychische conditie.

4. De beoordeling
Klager is op 8 mei 2002 gehoord over de verlenging van de passantentermijn, die op 8 mei 2002 is verstreken. Bij brief d.d. 14 mei 2002 is hij geïnformeerd over die verlenging.
Derhalve is niet voldaan aan de in de artikelen 53, tweede lid, en 54, tweede lid, Bvt neergelegde hoor- en informatieplicht. Mitsdien is het beroep gegrond en dient de beslissing van de Minister tot verlenging van depassantentermijn op formele gronden te worden vernietigd.

Klager dient, gelet op het vorenoverwogene, een tegemoetkoming te worden geboden.
De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 50,=.

Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 9 februari 1998 (C 97/28) heeft overwogen leidt een beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn wegens capaciteitstekort niet zonder meer tot gegrondverklaringvan het beroep. Volgens bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie kan het beroep leiden tot gegrondverklaring indien de duur van de passantentermijn onredelijk en onbillijk moet worden geacht en/of de psychische conditie vande tbs-passant zodanig is dat hij als ongeschikt voor verder verblijf in een h.v.b moet worden aangemerkt. In de onderhavige zaak is gebleken dat klager ten tijde van de bestreden beslissing langer dan 12 maanden als tbs-passant ineen h.v.b. verbleef. Een zodanige duur moet, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, in dit geval als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt.
De beroepscommissie is van oordeel dat zulks meebrengt - het hiervoor overwogene in aanmerking genomen - dat het beroep gegrond is en dat de beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn ook op materiële gronddient te worden vernietigd.

Nu klager met ingang van 30 mei 2002 is opgenomen in de Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen is geen medische verklaring meer uitgebracht omtrent klagers psychische conditie ten tijde van diens verblijf in het h.v.b. Tijdensklagers verblijf in het h.v.b. zijn geen signalen ontvangen dat klagers psychische conditie zodanig was dat de situatie in het h.v.b. onhoudbaar was en/of dat van detentieongeschiktheid moest worden gesproken. De beroepscommissiegaat er derhalve van uit dat er ten tijde van de bestreden beslissing geen aanleiding bestond om klager bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen.

De beroepscommissie zal, al het hiervoor overwogene in aanmerking genomen, met toepassing van artikel 66, derde lid onder c, Bvt, volstaan met vernietiging van de bestreden beslissing.
Nu de rechtsgevolgen van de tevens op materiële grond te vernietigen beslissing niet meer ongedaan zijn te maken dient klager ook terzake een tegemoetkoming te worden geboden.

De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 600,= per maand vanaf de dag dat het verblijf van klager in een h.v.b. 12 maanden heeft geduurd tot 30 mei 2002, de dag waarop plaatsing in een tbs-inrichtingdaadwerkelijk is verwezenlijkt, met dien verstande dat dit bedrag na het verstrijken van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een h.v.b. wordt verhoogd met een bedrag van € 125,= per maand.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond op zowel formele als materiële gronden en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op
a) € 50,= en
b) € 600,= per maand vanaf de dag dat het verblijf van klager in een huis van bewaring 12 maanden heeft geduurd tot 30 mei 2002, de dag waarop plaatsing in een tbs-inrichting daadwerkelijk is verwezenlijkt, met dien verstande datdit bedrag na het verstrijken van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een h.v.b. wordt verhoogd met een bedrag van € 125,= per maand.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 8 oktober 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven