nummer: 14/4304/TB
betreft: [klager] datum: 3 april 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. I. de Vos, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een beslissing van 10 november 2014 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Ter zitting van de beroepscommissie van 20 februari 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klagers raadsman, mr. I. de Vos, en namens de Staatssecretaris [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het
ministerie van Veiligheid en Justitie. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruikgemaakt.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klagers verblijf in de longstayvoorziening van de Pompestichting te Zeeland te continueren en het hoge individuele beveiligingsniveau te handhaven.
2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is op 31 oktober 1991 geplaatst in FPC Van der Hoeven Kliniek te Utrecht. Op 22 maart 1996 is klager
overgeplaatst naar FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen. Klager is op 26 april 2000 overgeplaatst naar de Pompestichting. Op 22 november 2005 is klager geplaatst in de longstayvoorziening van FPC Veldzicht. Op 28 mei 2008 is klager geplaatst in de
longstayvoorziening van de Pompestichting. Bij besluit van 31 mei 2011 heeft de Staatssecretaris klagers verblijf in de longstayvoorziening van de Pompestichting gecontinueerd. Op 26 september 2014 heeft de Landelijke Adviescommissie Plaatsing (LAP)
advies uitgebracht over het voortzetten van de longstay-status. Op 10 november 2014 heeft de Staatssecretaris wederom beslist tot voortzetting van klagers verblijf in de longstayvoorziening van de Pompestichting.
3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft er bezwaar tegen dat zijn verblijf in de longstayvoorziening wordt voortgezet, terwijl er geen enkel uitzicht bestaat op het starten van een resocialisatietraject. Klager moet inmiddels te
lang leven onder het regime van tbs met dwangverpleging. De uitvoering van de tbs-maatregel jegens hem is niet rechtvaardig (meer) en disproportioneel. Er moet een andere aanpak gezocht en gevonden worden. Het verdient de sterke voorkeur dat een
resocialisatietraject wordt opgestart vanuit de Corridor, niet vanaf een behandelafdeling. De inrichting moet hiertoe de eerste stap zetten en klager hierin tegemoetkomen. Klager is berustend in zijn lot. Betwist wordt evenwel dat hij niets aan
behandeling doet. Hij doet op zijn manier redelijk veel; hij heeft een wijze van overleven gevonden waarbij zijn geloof een belangrijke rol speelt. Klager is niet agressief en belandt niet in de strafcel. Zo nu en dan gebruikt hij softdrugs. Met zijn
behandelaars is hij gesprekken aangegaan die, naar hij dacht, hem een uitzicht op een leven buiten de kliniek zouden kunnen bieden. Toen zijn idee onjuist bleek te zijn en het voorbereidende gesprekken voor een terugval-preventieplan bleken te zijn,
is
hij afgehaakt. Hij wil geen behandelgesprekken meer aangaan over het hoe en waarom van zijn indexdelict. Hij onderkent dat hij psychotisch is geweest en weet dat deze problematiek hem kan opbreken. Hij accepteert medicatie. Het kan niet zo zijn dat
ruim
twintig jaar verblijf in tbs-inrichtingen geen invloed heeft op klager. Er is sprake van onmacht van de behandelaars om klager mee te krijgen in hun spoor. Steeds moeten er afspraken worden gemaakt in termen van delictpreventie, terwijl nog nooit een
praktische aanpak is gevolgd. Er zijn wel degelijk afspraken met klager te maken. Hij betwist dat hij de weg van criminaliteit op wil. Klager wil gesprekken aangaan en afspraken maken over het opstarten van een traject dat hem buiten de kliniek brengt.
Het is nu aan de inrichting om iets te doen; de behandelaren moeten met een praktische oplossing komen en met klager meebewegen, zodat kan worden bezien waar klagers ideeën toe kunnen leiden. Klager wil graag begeleid naar buiten. Daarvoor moet zijn
individuele beveiligingsniveau worden bijgesteld naar ‘laag’. Hij wil en zal zich niet aan begeleiding onttrekken en is bereid zich aan voorwaarden te houden. Als de inrichting met klager naar buiten gaat, kan hij aantonen dat hij gemotiveerd is.
Daarna
kan een plan worden opgesteld dat is gericht op resocialisatie buiten de inrichting. Klager heeft twee broers; zij moeten bij klagers traject worden betrokken.
Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht. De beslissing is op goede gronden genomen. Zowel de inrichting als de MD-rapporteurs als de LAP adviseren tot voortzetting van klagers longstay-status met een
hoog individueel beveiligingsniveau. Ook in andere tbs-klinieken is het niet gelukt klager te motiveren voor behandeling. Voordat de kliniek iets met klager kan doen, dient klager zelf de eerste stappen te zetten en te laten zien dat hij bereid is zich
te laten behandelen. Tot op heden weigert klager evenwel deel te nemen aan inhoudelijke behandelgesprekken. Daarbij komt dat klager nog steeds zo nu en dan (zoals op
23 december 2014) positief scoort op het gebruik van softdrugs. Zijn situatie verandert dus niet. Nog daargelaten dat beveiligd begeleid verlof geen aparte verlofmodaliteit is, kan klager, gezien het vastgestelde hoge individuele beveiligingsniveau,
niet naar buiten. Het is onverantwoord klagers beveiligingsniveau te verlagen naar ‘laag’ en hem naar buiten te laten gaan. De inrichting kan pas iets doen, als klager laat zien dat hij gemotiveerd is mee te werken aan behandeling.
4. De beoordeling
Bij de plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de tbs-gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de tbs-gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.
Klager verblijft sinds 22 november 2005 in een longstayvoorziening en sinds 28 mei 2008 in de longstayvoorziening van de Pompestichting.
In paragraaf 6.3 van het Beleidskader longstay forensische zorg van 1 januari 2009, in werking getreden op 1 juni 2009, is bepaald dat door middel van een periodieke toets driejaarlijks door de LAP wordt beoordeeld of voortzetting van de
longstay-status
nog gerechtvaardigd is. Bij deze toets is het van belang de behandelingsvatbaarheid van de ter beschikking gestelde te onderzoeken.
De Pompestichting heeft in haar herbeoordelingsadvies van 30 januari 2014 geadviseerd de longstay-status van klager te handhaven. Uit dit advies blijkt: “[Klager] wil graag zelf de regie houden, waardoor de samenwerking met [hem] op gespannen voet
staat. [...] [Klager] lijkt niet in staat tot het aangaan van compromissen of tot commitment ten aanzien van behandeling.”. Een ander ‘struikelblok’ is volgens de Pompestichting klagers voortdurende gebruik van softdrugs. Mede vanwege zijn voortdurende
softdrugsgebruik – maar ook vanwege een ongunstige risicoprognose voor gewelddadige delicten bij het wegvallen van de kaders van tbs – heeft de Pompestichting een hoog individueel beveiligingsniveau geïndiceerd geacht, zo blijkt uit het advies van 22
september 2014.
De psychiater (D.) onderschrijft het advies van de Pompestichting om klagers longstay-status te continueren en het hoge individuele beveiligingsniveau te handhaven, zo blijkt uit de pro justitia rapportage van 20 mei 2014. Volgens de psychiater is er
“ondanks intensieve zorg en begeleiding nauwelijks verandering opgetreden in het toestandsbeeld van [klager]”, is er “een afwezig ziektebesef- en inzicht” en geeft klager “er op geen enkele manier blijk van op een enigszins adequate manier te kunnen
functioneren zonder het huidige zorg- en beveiligingsniveau”.
De klinisch psycholoog (L.) onderschrijft eveneens het advies van de Pompestichting en heeft in de pro justitia rapportage van 4 juni 2014 toegelicht dat onderzoek heeft uitgewezen dat geen sprake is van motivatie bij klager en dat het niet is gelukt
hierin verandering te brengen. Volgens de psycholoog “lijkt [klager] zichzelf in een volledig negativistische houding te hebben begraven”.
Ook de LAP adviseert om klagers longstay-status voort te zetten. Uit het LAP-advies van 26 september 2014 komt onder meer naar voren dat de rechtbank niet is overgegaan tot voorwaardelijke beëindiging van klagers tbs. Voorts blijkt uit dit advies het
volgende. “De voorbereiding op terugkeer in de maatschappij dient met begeleiding en gefaseerd plaats te vinden, maar [klager] werkt hier tot op heden onvoldoende aan mee. Hij volhardt daarbij in zijn drugsgebruik, hetgeen in combinatie met zijn
psychotische kwetsbaarheid het risico op een nieuwe psychose en daarmee delictgevaar vergroot.”. Volgens de LAP is hervatting van een op verandering gerichte behandeling niet zinvol en worden er op dit moment geen mogelijkheden gezien voor een
uitstroomtraject van klager naar een GGZ-voorziening. Afsluitend adviseert de LAP om het hoge individuele beveiligingsniveau te handhaven, onder meer omdat “[klager] geen besef [toont] van zijn problematiek en de daarmee samenhangende risicofactoren”,
“[klager] niet in staat is tot flexibiliteit of enige vorm van samenwerking”, “[klager] softdrugs blijft gebruiken” en er “in het geval van een onttrekking gevaar [is] op de korte tot middellange termijn in verband met de forse verslavingspathologie en
veelvuldige verschaffingscriminaliteit [van klager]”.
Gelet op de eensluidende adviezen van de Pompestichting, de psychiater, de klinisch psycholoog en de LAP, waarin klagers onbehandelbaarheid en delictgevaarlijkheid naar voren komt, heeft de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende
belangen, in redelijkheid kunnen beslissen tot continuering van klagers verblijf in de longstayvoorziening van de Pompestichting en tot handhaving van het hoge individuele beveiligingsniveau. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit:
mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. J.M.L. Niederer en prof. dr. B.C.M. Raes, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 3 april 2015
secretaris voorzitter