Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4426/GA en 14/4428/GA en 14/4429/GA, 13 maart 2015, beroep
Uitspraakdatum:13-03-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4426/GA en 14/4428/GA en 14/4429/GA

betreft: [klager] datum: 13 maart 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door mr. S.B.M.A. Engelen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen de uitspraken van 11 november 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Grave

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 februari 2015, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. S.B.M.A. Engelen, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Grave.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraken van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van 10 dagen opsluiting in een strafcel, wegens het niet opvolgen van opdrachten van het personeel en fysiek geweld jegens het personeel op 22 mei 2014;
b. het niet aanzeggen van het verslag op 22 mei 2014;
c. het kwalificeren van het incident van 22 mei 2014 als fysiek geweld in plaats van
wederspannigheid.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is het niet eens met de uitspraken van de beklagrechter. De uitspraken zijn onvoldoende gemotiveerd. Aan klager is in verband met het
afbouwen van de methadon medicatie beloofd, maar deze kreeg hij niet verstrekt. Klager heeft toen gezegd dat ze niet gek moesten opkijken als hij zijn cel kort en klein zou slaan. Klager had het helemaal gehad en toen hij toestemming kreeg zijn vuilnis
weg te gooien heeft hij het luikje van de cel van een medegedetineerde open gedaan en gezegd dat hij naar de iso zou gaan. Een bewaarder die op vijf tot zes meter van hem af stond vroeg wat de meerwaarde was van die opmerking. Klager ging naar zijn
cel.
De bewaarder kwam hem snel achterna in de cel en dreigde klager te overlopen. Klager kon de bewaarder niet uit de weg gaan en heeft hem tegengehouden en niet geduwd. Klager realiseerde zich daarna dat hij zich had laten uitdagen. Klager ontkent dat hij
gewelddadig is geweest. De stelling van de directeur dat het incident buiten de cel plaatsvond is niet waar. Indien klager in zijn cel zou zijn geduwd, was het logisch geweest dat het personeel de celdeur vervolgens had gesloten. De gebeurtenissen
moeten zijn waargenomen door het afdelingshoofd. Klager meent dat ook bij hem inlichtingen moeten worden ingewonnen, althans bij degene die klager heeft gecompenseerd voor het niet doorgaan van een sportmoment.
Klager ontkent dat hem is medegedeeld dat hij op rapport zou komen. Hem is enkel verteld dat de directeur langs zou komen en die kwam pas de volgende dag. Er is geen sprake geweest van fysiek geweld, eerder van wederspannigheid.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. In het verslag is te lezen dat klager nadat hij een bewaarder had geduwd de cel is ingeduwd. Het verslag is op ambtseed opgemaakt. In het verslag
wordt de term ‘stevig duwen’ gebruikt. Dat is beperkt fysiek geweld waar een sanctie op staat van 7 tot 14 dagen. Klager ontkent niet dat hij de p.i.w.-er heeft geduwd. In feite is wel getracht escalatie te voorkomen doordat de bewaarders klager hebben
verzocht weg te gaan bij het luikje. Het afdelingshoofd was de betreffende week afwezig.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht en wijst het verzoek van klager om bij het afdelingshoofd of andere personeelsleden inlichtingen in te winnen af.

b.
Op grond van artikel 51, eerste lid, in verbinding met artikel 50, eerste lid, van de Pbw kan de directeur een disciplinaire straf opleggen van opsluiting in een strafcel voor ten hoogste twee weken, indien de gedetineerde betrokken is bij feiten die
onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. In het op ambtseed opgemaakte verslag van 22 mei 2014 staat vermeld dat het verslag de gedetineerde is medegedeeld.
Ter zitting van de beroepscommissie heeft klager toegelicht dat tegen hem is gezegd dat de directeur zou langskomen. In onderlinge samenhang bezien is de beroepscommissie van oordeel dat aan de meldingsplicht van artikel 50, eerste lid, van de Pbw is
voldaan.

a en c.
Op grond van de stukken, waaronder voormeld verslag van 22 mei 2014, is naar het oordeel van de beroepscommissie aannemelijk geworden dat klager opdrachten van het personeel niet heeft opgevolgd en beperkt fysiek geweld heeft toegepast, bestaande uit
het stevig duwen van een personeelslid. De overgelegde stukken bieden geen steun voor klagers stelling dat het incident plaatsvond op zijn cel. De beslissing van de directeur aan klager een disciplinaire straf op te leggen, kan derhalve bij afweging
van
alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Klager heeft toegelicht dat hij methadon aan het afbouwen was en dat hem toegezegde methadon), niet was verstrekt. Klager was hierdoor geagiteerd. Uit de stukken is niet gebleken dat bij de bepaling van de strafmaat hiermee rekening is gehouden. Ook de
aard van de verweten gedraging en de omstandigheden waaronder deze heeft plaatsgehad, dient naar het oordeel van de beroepscommissie bij de bepaling van de strafmaat te worden betrokken. Uit de stukken blijkt niet of en op welke wijze dit is gebeurd.
De
directeur heeft ter zitting toegelicht dat voor beperkt fysiek geweld een sanctie kan worden opgelegd die varieert van 7 tot 14 dagen. Aan klager is tien dagen opgelegd. Gelet op het vorenstaande had naar het oordeel van de beroepscommissie een lagere
straf, te weten zeven dagen opsluiting in een strafcel, meer in overeenstemming geweest met de feitelijke gedraging en de aanleiding van het incident. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagrechter zal worden
vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard voor zover aan klager een hogere disciplinaire straf is opgelegd dan zeven dagen opsluiting in een strafcel. Voor de drie dagen dat klager te lang in een strafcel heeft verbleven, zal de
beroepscommissie aan klager een tegemoetkoming toekennen van
€ 30,=. Het beroep zal voor het overige ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond voor zover aan klager een hogere disciplinaire straf dan zeven dagen opsluiting in een strafcel is opgelegd.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 30,=.
Zij verklaart het beroep voor het overige ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, drs. F.M.J. Bruggeman en mr. M. Boone, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 13 maart 2015

secretaris voorzitter

Naar boven