nummer: 15/68/TA
betreft: [klager] datum: 30 april 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
het hoofd van FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen, verder te noemen de inrichting,
gericht tegen een uitspraak van 7 januari 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 3 april 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], stafmedewerker juridische zaken.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft, voor zover in beroep aan de orde, de aanpassing van klagers verloftijden.
De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Volgens vaste jurisprudentie kent de Bvt geen recht op verlof. Er is dan ook geen sprake van schending van een recht en klager dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn beklag.
Klager beschikt sinds 27 november 2013 over een machtiging voor transmuraal verlof. Klagers verlof is tweemaal tijdelijk opgeschort. Klager is op 6 augustus 2014 voor de tweede maal in de inrichting teruggeplaatst, omdat er onduidelijkheid was over
klagers verlofbewegingen. Voorts was klagers urinecontrole positief. Op 21 augustus 2014 is klagers verlof weer hervat. Tijdens verlof voert de sociotherapie controles uit en het is moeilijk in het donker op grote onoverzichtelijke locaties, zoals
recreatiegebieden, dergelijke controles uit te voeren. Derhalve heeft de inrichting besloten dat klager zich na zonsondergang niet meer mag ophouden op dergelijke locaties.
Klager heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klager is het niet eens met de argumentatie van de inrichting. Eerder zijn de bezoeken na zonsondergang aan het recreatiegebied De Hoornse Plas nooit een probleem geweest. Klager acht het van belang dat de inrichting een eenduidig beleid voert tijdens
het resocialisatietraject.
3. De beoordeling.
Noch in de Bvt noch in andere wet- of regelgeving of verdrag is een recht op verlofverlening neergelegd, zodat ook ten aanzien van specifieke voorwaarden, te verbinden aan te verlenen verlof, geen sprake is van enig recht waarop aanspraak kan worden
gemaakt. Klager zal daarom alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag worden verklaard.
4. De uitspraak.
De beroepscommissie verklaart het beroep van het hoofd van de inrichting gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 30 april 2015.
secretaris voorzitter