Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/471/GB, 23 april 2015, beroep
Uitspraakdatum:23-04-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 15/471/GB

Betreft: [klager] datum: 23 april 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. V.P.J. Tuma, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 6 februari 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Achterhoek te Zutphen ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 10 december 2014 gedetineerd. Hij verbleef als preventief gehechte in het h.v.b. van de locatie Zuid te Arnhem. Op 17 december 2014 is hij overgeplaatst naar het h.v.b. van de p.i. Achterhoek. Inmiddels is klager op 8 april 2015 in
vrijheid gesteld.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager ontkent dat hij tegen medegedetineerden heeft gezegd dat een of meerdere personeelsleden van de locatie Zuid te Arnhem zich schuldig gemaakt zou(den) hebben aan de invoer van verboden
goederen. Voor deze beschuldiging aan het adres van klager zijn onvoldoende aanwijzingen voorhanden. Voorts wordt gesteld dat noch uit de Pbw noch uit een ongeschreven rechtsregel kan worden opgemaakt dat het hiervoor beschrevene een grond vormt voor
overplaatsing. In de bestreden beslissing wordt feitelijk als enige reden voor de betreffende overplaatsing vermeld dat de selectiefunctionaris, gezien de korte tijd tussen de melding en de huidige detentie van klager, een verblijf in het h.v.b. van de
locatie Zuid te Arnhem ongewenst acht. De selectiefunctionaris gaat in de bestreden beslissing voorbij aan de hierboven en ook in bezwaar weergegeven verweren. Om deze redenen is de bestreden beslissing onbegrijpelijk, althans kan de motivering de
bestreden beslissing niet dragen. Voorts verzoekt klager om compensatie.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Op 8 juli 2014 is gemeld dat klager een medewerker heeft beschuldigd van medewerking aan invoer van contrabande. Dergelijke opmerkingen raken de orde en veiligheid en geven onrust in een inrichting, nu hierdoor de professionele bejegening van
medewerkers in het geding komt. De betreffende medewerker is thans werkzaam in de locatie Zuid te Arnhem. Gezien de korte tijd tussen de melding en het begin van de huidige detentie op 10 december 2014, acht de selectiefunctionaris het ongewenst dat
klager in de betreffende inrichting verblijft.

4. De beoordeling
4.1. Op het moment van overplaatsing naar het h.v.b. van de p.i. Achterhoek verbleef klager in preventieve hechtenis in afwachting van het vonnis in eerste aanleg. Daarmee behoorde hij tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen
van bewaring zijn bestemd.

4.2. De beroepscommissie is van oordeel dat uit de overgelegde stukken onvoldoende blijkt dat er sprake is geweest van een dusdanige situatie dat de orde en veiligheid in de inrichting geraakt zijn en daarmee overplaatsing gerechtvaardigd was.
Klager
zou tijdens een eerdere detentie een of meerdere medewerkers van de locatie Zuid te Arnhem hebben beschuldigd van invoer van contrabande. In het selectieadvies van 16 december 2014 is de melding van 8 juli 2014, waaruit bovenstaande zou blijken,
weergegeven, doch uit deze melding blijkt naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende dat klager de betreffende uitspraken heeft gedaan. In voornoemde melding staat: “Deze gedetineerde vertelde hem dat hij graag naar de B afdeling wilde omdat
daar een goede bewaarder zat (...). Deze bewaarder was zo goed omdat hij hasj en mobiele telefoons mee naar binnen nam. (...) Hij heeft mij de gedetineerde aangewezen en dit was gedetineerde [...]”. Anders dan deze opmerking, zijn in het selectieadvies
geen concreet gemotiveerde aanwijzingen opgenomen met betrekking tot de beschuldiging jegens klager. Daarbij neemt de beroepscommissie in aanmerking dat er tijdens de vorige detentie van klager geen gevolg is gegeven aan voornoemde melding, zoals
aangegeven wordt door de selectiefunctionaris in zijn verweer van 25 maart 2015. Mede gelet op het feit dat klager de uitlatingen jegens het personeel van de locatie Zuid te Arnhem ontkent, wordt de motivering van de overplaatsing op grond van de door
de selectiefunctionaris overgelegde informatie te summier geacht.

4.3. Gelet op het bovenstaande dient de bestreden beslissing wegens een gebrekkige motivering te worden vernietigd. Nu klager op 8 april 2015 in vrijheid is gesteld, heeft hij geen belang meer bij een nieuwe beslissing van de selectiefunctionaris.
De
beroepscommissie zal derhalve de selectiefunctionaris niet opdragen een nieuwe beslissing te nemen. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.J. Stolwerk, leden, in tegenwoordigheid van
E.M. Breugem, secretaris, op 23 april 2015

secretaris voorzitter

Naar boven