nummer: 14/4098/TA
betreft: [klager] datum: 29 april 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 21 oktober 2014 van de beklagcommissie bij FPC Van der Hoeven Kliniek te Utrecht, verder te noemen de inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 20 februari 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. B.H.J. van Rhijn, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], locatiemanager
zorg, en [...], juridisch medewerker.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de schending van klagers privacy doordat in het inrichtingsblad:
a. mededelingen over zijn werk- en slaapgedrag zijn opgenomen, en
b. ‘verhalen en leugens’ over hem zijn opgenomen.
De beklagcommissie heeft het beklag als vermeld onder a. ongegrond verklaard en heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in het beklag als vermeld onder b. op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van het beklag onder a: het is correct dat klager niet naar de arbeid gaat en dat hij laat naar bed gaat. Echter, ook het in het inrichtingsblad vermelden van deze feitelijk correcte informatie vormt een schending van klagers privacy. Het
vermelden van deze gegevens dient geen enkel doel.
Ten aanzien van het beklag onder b: klager heeft zijn klaagschrift in algemene bewoordingen opgesteld, maar het beklag wordt in beroep nader geconcretiseerd. Volgens klager heeft hij dit ook al bij de beklagcommissie gedaan. Het beklag heeft betrekking
op mededelingen over a-dwangbehandeling die een aantal dagen voordat het klaagschrift is ingediend in het inrichtingsblad hebben gestaan. Eerst is vermeld dat de inrichting voornemens is a-dwangbehandeling ten aanzien van klager toe te passen en een
aantal dagen later is vermeld dat definitief is besloten tot toepassing van a-dwangbehandeling. Hierdoor is klagers privacy geschonden. Naar aanleiding van deze mededelingen in het inrichtingsblad hebben medeverpleegden vervelende opmerkingen tegenover
klager gemaakt. Het vermelden van dergelijke informatie in het inrichtingsblad leidt ertoe dat onrust ontstaat op de afdeling en dat ‘ruis’ ontstaat rondom klager. Hierbij komt nog dat de informatie die in het inrichtingsblad wordt vermeld niet
volledig
is. Zo is niet vermeld dat uiteindelijk is afgezien van toepassing van a-dwangbehandeling ten aanzien van klager.
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van het beklag onder a: in het inrichtingsblad wordt feitelijke informatie over patiënten opgenomen. Dit maakt, zoals in eerdere beroepszaken is toegelicht, onderdeel uit van de behandelfilosofie van de inrichting, die er – kort gezegd – op
neer komt dat personeel en patiënten gezamenlijk verantwoordelijkheid hebben en dragen voor de orde en veiligheid in de inrichting. Regelmatig wordt in het inrichtingsblad vermeld dat klager niet naar de arbeid gaat. Daardoor weten zijn medepatiënten
waar klager zich overdag ophoudt. Ook wordt regelmatig in het inrichtingsblad vermeld dat klager laat gaat slapen. Zo kunnen medepatiënten rekening houden met eventueel afwijkend gedrag van klager.
Ten aanzien van het beklag onder b: in het klaagschrift staat niets over een a-dwangbehandeling. De beklagcommissie heeft klager op goede gronden niet-ontvankelijk in zijn beklag verklaard. Het is correct dat de inrichting voornemens was
a-dwangbehandeling ten aanzien van klager toe te passen. Het is zeer goed mogelijk dat mededelingen hierover in het inrichtingsblad zijn opgenomen en dat dit is gebeurd een paar dagen voordat het klaagschrift is ingediend. Het onder medeverpleegde
verspreiden van dergelijke informatie past binnen de behandelfilosofie van de inrichting.
3. De beoordeling
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder a. overweegt de beroepscommissie het volgende. De beroepscommissie neemt als vaststaand aan dat regelmatig in het inrichtingsblad, dat onder medepatiënten en personeelsleden wordt verspreid, is vermeld dat
klager niet naar de arbeid gaat alsmede dat klager laat naar bed gaat. Het verspreiden van deze gegevens onder medeverpleegden vormt naar het oordeel van de beroepscommissie een schending van klagers privacy.
De vraag is of deze schending te rechtvaardigen is. Naar het oordeel van de beroepscommissie is dat niet het geval. Weliswaar heeft de inrichting aangegeven dat in het kader van de gezamenlijke verantwoordelijkheid van personeel en patiënten voor de
orde en veiligheid in de inrichting deze informatie over klager wordt verspreid, maar in hoeverre deze informatie noodzakelijk is voor het handhaven van de orde en veiligheid in dit concrete geval is niet terug te vinden. Dat het belang evident is -
zonder meer - is niet evident. Evenmin kan deze schending van klagers privacy worden gegrondvest op één van de andere uitzonderingsgronden als vermeld in artikel 8, tweede lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het argument
van de inrichting dat de voorgestane handelwijze onderdeel uitmaakt van de behandelfilosofie kan gelet op het vorenstaande de schending van klagers privacy niet rechtvaardigen.
De beroepscommissie zal het beroep dan ook gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie op dit onderdeel vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing(en) niet meer ongedaan gemaakt
kunnen
worden ziet de beroepscommissie aanleiding voor het toekennen van een tegemoetkoming. In aanmerking genomen dat geen sprake is van een grove schending van klagers privacy – de in het inrichtingsblad vermelde informatie is feitelijk correcte informatie,
bevat geen beschuldiging en is niet van heel vertrouwelijke aard – bepaalt de beroepscommissie de hoogte van de tegemoetkoming op € 5,=.
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder b. overweegt de beroepscommissie het volgende. De beklagcommissie heeft klager in dit onderdeel van zijn klacht niet-ontvankelijk verklaard, omdat klager zijn klacht in het klaagschrift onvoldoende heeft
gespecificeerd. Ter zitting heeft klager zijn beklag nader geconcretiseerd door te stellen dat de klacht betrekking heeft op de, kort voor het indienen van het klaagschrift, in het inrichtingsblad gedane mededelingen over de (voorgenomen) beslissing om
ten aanzien van klager a-dwangbehandeling toe te passen. De inrichting heeft dit niet bestreden en ter zitting de gelegenheid gekregen haar standpunt omtrent deze beslissing(en) naar voren te brengen, hetgeen hierboven is weergeven. Gelet op het
vorenstaande zal de beroepscommissie klager alsnog ontvangen in zijn beklag.
Het in de inrichting bekend maken van de (voorgenomen) dwangbehandeling vormt naar het oordeel van de beroepscommissie een grove schending van klagers privacy, welke schending niet te rechtvaardigen is. Immers, niet gebleken is dat het verspreiden van
deze gegevens onder medeverpleegden noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting en deze schending kan evenmin worden gegrondvest op één van de andere uitzonderingsgronden als vermeld in artikel 8, tweede
lid, van het EVRM. Het argument van de inrichting dat de voorgestane handelwijze onderdeel uitmaakt van de behandelfilosofie kan gelet op het vorenstaande de schending van klagers privacy niet rechtvaardigen.
Daarnaast is naar het oordeel van de beroepscommissie het in de inrichting bekend maken van een (voorgenomen) beslissing tot a-dwangbehandeling in strijd met het bepaalde in artikel 7:457, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek. Het aan anderen (niet
zijnde (mede)behandelaars) verstrekken van medische informatie over een patiënt kan alleen indien de patiënt hiervoor toestemming heeft verleend, dan wel indien de patiënt geen toestemming heeft verleend, maar verstrekking op grond van de wet verplicht
is. Vast staat dat klager geen toestemming heeft verleend voor verstrekking van deze informatie en dat geen wettelijke bepaling het hoofd van de inrichting er toe verplicht informatie over een toe te passen a-dwangbehandeling onder medepatiënten te
verspreiden. Ook is niet gebleken dat sprake is van een situatie waarin er ernstig (levens)gevaar voor anderen is, waardoor de geheimhoudingsplicht zou mogen worden doorbroken.
Gelet op het vorenstaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen, klager voor onderdeel b alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag en het beklag gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen
van de bestreden beslissing(en) niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden ziet de beroepscommissie aanleiding voor het toekennen van een tegemoetkoming. Zij zal, in aanmerking genomen de ernst van de privacy schending, aan klager een tegemoetkoming
toekennen van € 25,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag als vermeld onder a. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag als vermeld onder b. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond.
Zij kent aan klager een tegemoetkoming van in totaal € 30,= toe.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. J.M.L. Niederer en prof. dr. B.C.M. Raes, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 29 april 2015.
secretaris voorzitter