Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4897/GA, 28 april 2015, beroep
Uitspraakdatum:28-04-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4897/GA

betreft: [klager] datum: 28 april 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P.M. Iwema, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 17 december 2014 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 maart 2015, gehouden in de locatie De Schie te Rotterdam, is klagers raadsman voormeld gehoord.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
De directeur van de p.i. Dordrecht heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en te persisteren bij het tegenover de beklagcommissie gevoerde verweer.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het te laat verstrekken van een formulier voor het indienen van een schorsingsverzoek en de disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere ruimte dan een strafcel wegens het niet door DV&O geboeid vervoerd willen worden
naar het ziekenhuis.

De beklagcommissie heeft klager op beide onderdelen niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is niet in staat gesteld tijdig om schorsing van de hem opgelegde straf te vragen.
Het ligt op de weg van de inrichting om gedetineerden te faciliteren, zoals in het onderhavige geval waar klager een schorsingsverzoek wilde indienen. Klager kan dan ook in zijn klacht worden ontvangen, in tegenstelling tot hetgeen de beklagcommissie
heeft geoordeeld.
Klager heeft uiteindelijk een dag later een formulier gekregen. Een dergelijke vertraging kan in het geval van een strafoplegging van drie dagen als consequentie hebben dat een straf al volledig is ondergaan voordat een gedetineerde om schorsing kan
vragen.
Klager is al circa vijf maal naar het ziekenhuis vervoerd. Niet eerder is hij geboeid vervoerd. Nu werd ineens aangegeven dat klager wel geboeid vervoerd zou worden. Er was geen sprake van incidenten die tot een dergelijke maatregel aanleiding hadden
kunnen geven. Klager was er niet van op de hoogte dat er veiligheidsmaatregelen tegen hem getroffen werden. Overigens is de handtekening op de afstandsverklaring niet van klager.
De beslissing klager geboeid te laten vervoeren is geen beslissing van de directeur, maar de beslissing hem een disciplinaire straf op te leggen vanwege het niet meegaan met transport wel en klager had dan ook ontvangen moeten worden in zijn beklag.
Overigens is klager een tegemoetkoming van € 7,50 aangeboden vanwege het niet uitreiken van de beschikking strafoplegging. Klager heeft dit aanbod geweigerd. Een hogere vergoeding is aangewezen.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet nader toegelicht.

3. De beoordeling
Klager heeft gesteld om een formulier voor het indienen van een schorsingsverzoek te hebben gevraagd toen hem zijn straf werd aangezegd, maar dit is niet uit de stukken gebleken. Niet weersproken is dat klager de volgende ochtend het bewuste formulier
heeft ontvangen. Bovendien had klager ook een handgeschreven schorsingsverzoek kunnen indienen. Gelet hierop is niet gebleken dat klager niet tijdig in staat is gesteld om een schorsingsverzoek in te dienen.
Klager had moeten worden ontvangen in zijn klacht hieromtrent, doch het beklag zal ten aanzien van dit onderdeel ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van het opleggen van de disciplinaire straf wegens het niet meegaan met transport wordt overwogen dat de beslissing een gedetineerde geboeid te vervoeren een beslissing van DV&O is. Het om die reden weigeren van het transport is voor de
directeur aanleiding geweest klager een disciplinaire straf van drie dagen op te leggen. Deze beslissing is beklagwaardig. Klager had dan ook ontvangen moeten worden in zijn hiertegen gerichte klacht.
Uit de stukken blijkt dat klager niet tijdig de beschikking strafoplegging uitgereikt heeft gekregen, om welke reden de directeur in beklag reeds heeft aangegeven dat het beklag gegrond verklaard diende te worden onder toekenning van een tegemoetkoming
van € 7,50.
De beroepscommissie verklaart het beklag gegrond en kent klager een tegemoetkoming toe van € 7,50.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in het beklag tegen het te laat uitreiken van een formulier voor het indienen van een schorsingsverzoek, en verklaart het beklag ten aanzien van
het
te laat uitreiken van een schorsingsformulier ongegrond.

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in het beklag tegen de disciplinaire straf, en verklaart het beklag ten aanzien van de disciplinaire straf gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 7,50.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, drs. R.K. Boelens en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 28 april 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven