nummer: 15/1131/GV
betreft: [klager] datum: 28 april 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 27 maart 2015 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager vraagt om strafonderbreking van 30 dagen om bij de geboorte van zijn derde kind aanwezig te kunnen zijn en om zijn vriendin te kunnen ondersteunen met het naar school en de crèche brengen van hun
andere twee kinderen. Klager begrijpt de afwijzing van zijn verzoek gezien het delict waarvoor hij is veroordeeld. Maar het feit is gepleegd in 2009 en inmiddels heeft hij contact gehad met het slachtoffer. Dat zegt ook iets over zijn gedrag. Ook in
detentie gedraagt hij zich netjes en volgens de regels. Klager heeft om 30 dagen strafonderbreking gevraagd, maar heeft dit op 2 april 2015 gewijzigd in vijf dagen.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Strafonderbreking kan slechts in zeer uitzonderlijke gevallen worden verleend. Gezien het delict – mishandeling van zijn huidige partner en kind – waarvoor klager is
veroordeeld, is er geen aanleiding om aan zijn verzoek tot strafonderbreking voor het bijwonen van de bevalling van zijn vriendin te voldoen. Het negatieve advies van het Openbaar Ministerie (OM) en de inrichting heeft bij het nemen van de bestreden
beslissing zwaar meegewogen. Er is een behandeling geïndiceerd en als bijzondere voorwaarden opgelegd, welke behandeling nog niet is aangevangen. De bestreden beslissing is gebaseerd op klagers verzoek van 30 dagen strafonderbreking. Inmiddels is het
kind op 14 april 2015 geboren. Klager is in de gelegenheid gesteld een kraambezoek te brengen op 17 april 2015, maar hij heeft daarvan afgezien omdat hij in de inrichting een andere afspraak had. Er wordt een nieuw bezoek gepland.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht. De directeur van locatie Sittard heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de strafonderbreking. De medisch adviseur legt de beslissingsbevoegdheid bij de directeur van de inrichting, nu
er geen medische indicatie bestaat.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te ‘s-Hertogenbosch heeft negatief geadviseerd. Klager is veroordeeld o.a. voor mishandeling van zijn kind van twee maanden oud en mishandeling van zijn huidige partner. Hij mist vaardigheden om bij stress in
een relatie adequaat te reageren waardoor het recidiverisico hoog wordt ingeschat. Behandeling hiervoor heeft nog niet plaatsgevonden. De politie geeft aan zelf een inschatting te maken van het verlofadres en meldt daarbij dat er uit bescheiden blijkt
dat er regelmatig woordenwisselingen zijn tussen klager en zijn vriendin.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 29 maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met aftrek, wegens poging tot diefstal met geweld, alsmede mishandeling begaan tegen zijn kind en zijn levensgezel. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op
of omstreeks 21 oktober 2016. Aansluitend dient hij 15 dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.
Voor strafonderbreking geldt dat op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: Regeling) deze kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan
worden volstaan met een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 36 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend voor verzorging van een ernstig zieke levenspartner, kind of ouder, voor het bijwonen van de bevalling van de levenspartner
van
de gedetineerde en voor de gevallen bedoeld in de artikelen 23 en 24. Het bepaalde in artikel 22, eerste en tweede lid, van de Regeling is van overeenkomstige toepassing.
Klager heeft verzocht om strafonderbreking van 30 dagen om bij de bevalling van zijn vriendin aanwezig te kunnen zijn. Klager heeft onvoldoende aannemelijk kunnen maken dat een strafonderbreking van een dergelijk duur noodzakelijk is. Uit de stukken is
de noodzaak niet naar voren gekomen en de eerste mogelijkheid om een kraambezoek te brengen aan zijn pasgeboren kind heeft klager afgeslagen. Bovendien stelt de beroepscommissie vast dat klager is veroordeeld o.a. voor mishandeling van zijn kind van
twee maanden en mishandeling van zijn huidige partner, alsmede dat bij bijzondere voorwaarde een behandeling van – kort gezegd – zijn agressieproblematiek werd opgelegd, welke nog niet is aangevangen. Gelet op de aard en de ernst van genoemde delicten
en de negatieve adviezen is de beroepscommissie van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening in het kader van het bijwonen van de bevalling van zijn vriendin en dat deze een afwijzing van klagers
verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van E.M. Breugem, secretaris, op 28 april 2015
secretaris voorzitter