Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4838/TA en 14/4839/TA, 21 april 2015, beroep
Uitspraakdatum:21-04-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4838/TA en 14/4839/TA

betreft: [klager] datum: 21 april 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door mr. A.L. Louwerse, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen uitspraken van 20 november 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC Veldzicht te Balkbrug, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op de beroepen en klager (zijn raadsvrouw heeft bericht dat klager verder zelf zijn beroepen afhandelt) om de beroepen schriftelijk toe te
lichten.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraken van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a) de weigering een zitting in een civiele procedure bij te wonen (14/4838/TA, klachtnummer VE 2014-000140);
b) de weigering een door klager ontvangen bedrag aan schadevergoeding in verband met letselschade te storten op de rekening van de advocaat die hem in genoemde civiele procedure bijstaat (14/4839/TA, klachtnummer VE 2014-000141).

De beklagrechter heeft het beklag onder a ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in het beklag onder b op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
a. Hij had wel een aanmerkelijk belang bij het bijwonen van de zitting omdat het ging om verdwenen huisraad en sieraden door toedoen van de Van der Hoeven Kliniek of door Veldzicht. De inrichting had er belang bij klager de zitting niet te laten
bijwonen, zodat hij geen licht op de zaak heeft kunnen werpen. Ook zal later blijken dat maatschappelijk werk van de inrichting bij de kwestie is betrokken. Gelet hierop is de inrichting verantwoordelijk voor het feit dat de kantonrechter in klagers
nadeel uitspraak heeft gedaan en moet zij zijn verlies compenseren.
b. Klager is belemmerd in de rechtsgang door het niet storten van het schadevergoedingsbedrag dat hij nodig had om zijn huisraad in de civiele procedure terug te halen. Gezien het belang dat de inrichting in de zaak had valt niet uit te sluiten dat zij
bewust zijn proces gefrustreerd heeft.

Het hoofd van de inrichting heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
a. Op 20 maart 2014 heeft de rechtbank de inrichting bericht dat klager partijgetuige is en het niet noodzakelijk is dat hij bij de zitting aanwezig is. Om die reden wordt geen bevel tot medebrenging door de rechtbank afgegeven. Volgens de rechtbank
kon
klager zijn verklaringen in een brief sturen. Klager heeft geen verlof. De zitting zou worden gehouden in een open zittingszaal. Beveiliging door DV&O was vanwege de kosten en het ontbreken van de noodzaak van klagers aanwezigheid geen optie. De
inrichting heeft de rechtbank nog verzocht klager via telehoren te horen, maar klager – zo begrijpt de beroepscommissie - heeft daaraan niet willen meewerken.
b. Conform artikel 8.2 van de Financiële regeling van de inrichting wordt een door een patiënt van buiten ontvangen bedrag van € 50,= of meer op zijn spaarrekening gestort. De inrichting is bevoegd het geld van klager te beheren ex artikel 45 Bvt en
artikel 40 Reglement verpleging ter beschikking gestelden (Rvt).

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter.
Met betrekking tot onderdeel a van het beklag wordt in dit verband overwogen dat de inrichting bij afwezigheid van verlofmogelijkheden en het niet willen meewerken aan telehoren in redelijkheid heeft kunnen beslissen klager niet in de gelegenheid te
stellen die zitting bij te wonen omdat volgens de rechtbank klagers aanwezigheid (als partijgetuige) daarbij niet noodzakelijk was.
Met betrekking tot onderdeel b van het beklag is in aanmerking genomen dat klager zich niet kan beklagen over algemeen in de inrichting geldend beleid dat niet in strijd is met hogere wet- of regelgeving.
De beroepen zullen daarom ongegrond worden verklaard.

Klager kan overigens niet worden gevolgd in zijn stelling dat de kliniek bewust zijn civiele proces gefrustreerd heeft, nu volgens de inrichting de rekeningen van de advocaat van klager apart zijn betaald.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart de beroepen ongegrond en bevestigt de uitspraken van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 21 april 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven