nummer: 14/4645/TA
betreft: [klager] datum: 21 april 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.L. Louwerse, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 20 november 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC Veldzicht te Balkbrug, verder te noemen de inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager (zijn raadsvrouw heeft bericht dat klager verder zelf zijn beroep afhandelt) om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de schending van rechten wegens bejegening door het personeel, het vermelden van onjuiste gegevens in het MDO, de wettelijke aantekeningen en op verlengingszittingen en het niet aanhechten van commentaar op evaluatieverslagen
(klachtnummers VE 2014-000245, 246 en 247).
De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De beklagrechter heeft ten onrechte overwogen dat zijn klachten onvoldoende concreet zijn. Ter staving daarvan verwijst hij naar zijn verklaringen tijdens
het rogatoir horen door de beklagcommissie bij FPC Oostvaarderskliniek op 8 september 2014.
Het hoofd van de inrichting heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft in zijn klachtbrief een opsomming van een groot aantal wetsartikelen gegeven met daarbij een zeer summiere weergave van
wat
volgens hem niet juist is. Tijdens het rogatoir horen zijn er geen andere dan “vermeende bejegeningsaspecten” naar voren gekomen. Klager heeft zijn klachten tijdens het rogatoir horen derhalve niet verder aangevuld of concreet gemaakt.
3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Hierbij is in aanmerking genomen dat klager zowel in beklag als
in
beroep verwijst naar zijn bejegening door de inrichting in 2011 tot en met 2014. Gelet op de wettelijke beklagtermijn kan beklag alleen worden ingediend tegen beslissingen van het hoofd van de inrichting die uiterlijk zeven dagen vóór de dag van
indiening van de klacht (18 juni 2014) zijn genomen. Klager heeft in beklag noch in beroep aannemelijk gemaakt dat in die periode sprake is geweest van een voor beklag vatbare beslissing van het hoofd van de inrichting.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en mr. Drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 21 april 2015.
secretaris voorzitter