Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4631/JA, 21 april 2015, beroep
Uitspraakdatum:21-04-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4631/JA

betreft: [klager] datum: 21 april 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Teylingereind te Sassenheim,

gericht tegen een uitspraak van 4 december 2014 van de beklagcommissie bij voormelde j.j.i., gegeven op een klacht van [...], geboren op 1 augustus 1996, verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De behandeling van het beroep stond aanvankelijk gepland op de zitting van de beroepscommissie op 2 maart 2015, maar is op verzoek van het hoofd van de inrichting tot de volgende zitting aangehouden.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 april 2015, gehouden in het paleis van justitie te ‘s-Hertogenbosch, is namens de directeur gehoord [...], jurist.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruikgemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de omstandigheid dat klager op 28 oktober 2014 in strijd met zijn individuele schoolprogramma naar school moest gaan.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming van € 5,= toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
Namens de directeur is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager weigerde al langere tijd naar school te gaan en moest daarom tijdens schooluren op zijn kamer verblijven. De inrichting vond dit
onwenselijk en heeft in overleg met klager een individueel schoolprogramma opgesteld waarin klager zich kan vinden en waarmee hij een diploma kan halen. Op 28 oktober 2014 was er onduidelijkheid. De docent gaf aan dat klager naar school moest komen en
de groepsleiding heeft dat voor waar aangenomen. Op school bleek dat klager geen les had. De klacht had niet-ontvankelijk verklaard moeten worden. Het gaat niet om een beslissing van de directeur maar om feitelijk handelen door de groepsleiding dan wel
de docent. Het gaat om een vergissing waarvoor de docent klager zijn excuses heeft aangeboden en waarna klager weer naar zijn kamer kon gaan. Als de beroepscommissie meent dat wel sprake is van een beslissing van de directeur, staat daartegen volgens
de
wet geen beklag open. Klager is op geen enkele wijze in zijn rechten beperkt. Er is geen sprake van onrechtmatig of onredelijk handelen. Klager heeft feitelijk voor niets een wandeling van de leefgroep naar school gemaakt en is vervolgens direct weer
teruggekeerd omdat bleek dat sprake was van een vergissing. Het ging om een wandeling van een paar minuten. De beklagcommissie acht van belang dat klager een sanctie zou zijn opgelegd als hij niet was meegelopen. Er is klager echter geen sanctie
opgelegd. Als hem wel een sanctie was opgelegd, zou de klacht gegrond geweest zijn.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Vast staat dat klager volgens zijn individuele schoolprogramma de twee eerste uren op dinsdagen niet naar school hoeft, maar op dinsdag 28 oktober 2014 volgens de docent en de groepsleiding wel naar school moest. Klager is met de groepsleiding
meegegaan
omdat hij wist dat anders een sanctie zou volgen. Eenmaal op school bleek dat sprake was van een vergissing, zijn hem excuses aangeboden en is klager direct weer naar zijn kamer teruggegaan. Klager is door de vergissing een aantal minuten van zijn
kamer
geweest.

Beklag kan krachtens artikel 65, eerste lid, Bjj alleen worden ingediend tegen de in dat artikel genoemde beslissingen van de directeur. Naar het oordeel van de beroepscommissie is in dit geval geen sprake van een beslissing die door of namens de
directeur is genomen, maar van een feitelijke gedraging van personeel waarvoor de directeur niet verantwoordelijk is te houden. Klager had om die reden niet in zijn klacht ontvangen mogen worden. Het beroep van de directeur is daarom gegrond.

Ten overvloede wordt overwogen dat, als wel sprake zou zijn geweest van een door of namens de directeur genomen beslissing, klager evenmin in zijn beklag had kunnen worden ontvangen, omdat die beslissing dan niet zou vallen onder de in artikel 65 Bjj
opgesomde beslissingen. Anders dan de beklagcommissie is de beroepscommissie van oordeel dat klager door de beslissing niet in enig recht is beperkt. De bestreden beslissing heeft slechts tot gevolg gehad dat klager naar de op het terrein van de
inrichting gelegen school is meegelopen en vervolgens direct weer naar zijn kamer kon terugkeren en is teruggekeerd omdat de docent en de groepsleiding na klagers aankomst inzagen dat klager toch niet op school hoefde te zijn. Klager heeft aangevoerd
dat hij is meegelopen naar school omdat hem anders een sanctie zou zijn opgelegd, maar dat kan niet tot een ander oordeel leiden. Als klager door een vergissing van het personeel ten onrechte een sanctie was opgelegd, had hij daartegen in beklag kunnen
gaan en zou zijn beklag gegrond zijn verklaard. Klager is echter geen sanctie opgelegd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, prof. Dr. F. Boer en drs. H. Heddema, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 21 april 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven